Nog een keer de gedroomde vlinder

Chinese brieven

Beste Rik,

Nog even kom ik terug op Zhuang Zi, die droomde dat hij een vlinder was en die bij het wakker worden ineens bedacht dat hij een vlinder zou kunnen zijn, die droomt dat hij een mens is. Dat stond in deze krant op 9 oktober j.l. Verschillende lezers schreven dat zij diezelfde ochtend op hun poëziekalender een gedicht van Menno Wigman hadden aangetroffen, dat begon met de regels:

Wigman1.jpg

Tsjwang Tse is natuurlijk dezelfde als Zhuang Zi – je moet nog maar eens uitleggen hoe het zit met de Nederlandse spelling van Chinese woorden – en die samenloop heeft onze lezers flink in verwarring gebracht. Droomden ze nu dat ze in de poëziekalender hetzelfde lazen als in de krant? Of waren ze een vlinder die in de krant las dat hij (of zij, enz.)een mens was die droomde dat in de poëziekalender stond dat hij eigenlijk een vlinder was. Als je begrijpt wat ik bedoel. Er waren lezers bij die er een week lang niet van hebben kunnen slapen!

Ook kom ik nog even terug op de spanningen in de internationale politiek. Vorige week schreef je naar aanleiding van de Noord-Koreaanse kernproef: “Nu lijkt het moment gekomen dat China, hoe dan ook, orde op zaken moet gaan stellen in Noord-Korea. Afgezien van Kim Jong Il zelf zullen de Koreanen daar over het algemeen akkoord mee gaan”.

Je suggereert daarmee dat China een einde moet maken aan het bewind van Kim, mogelijk zelfs gewapenderhand. Je bevindt je daarmee in goed gezelschap, want deze week schrijft The Economist ongeveer hetzelfde. Toch vraag ik mij af hoe dat orde op zaken stellen moet verlopen in een land dat over een leger beschikt van een miljoen geïndoctrineerde soldaten. Die Kim zal zijn huid duur willen verkopen, want hij kan geen kant uit en in Zwitserland zullen ze hem niet kennen als hij zijn miljarden komt ophalen.

Nu China in de wereld zo’n belangrijke macht wordt, komt er op de schouders van de Chinese leiders ook een grote verantwoordelijkheid te liggen. Vorige week zag ik beelden van Chinese grenswachten, die Tibetaanse vluchtelingen beschoten in de buurt van de Mount Everest. Je zag die vluchtelingen ploeterend over een besneeuwde bergkam, terwijl zij plotseling dekking moesten zoeken voor geweerschoten. Ze waren op weg naar de Dalai Lama in Nepal, maar van de zeventig zijn er maar zo’n veertig aangekomen.

Op die hoogte leven geen vlinders meer, maar ik kan je verzekeren dat ik van die beelden niet heb kunnen slapen.

Met hartelijke groet, Max

Antwoord:

Beste Max,

Lang geleden, toen Professor Duyvendak nog de scepter zwaaide in Leiden, mochten wij zelf weten hoe we Chinese woorden in het Nederlands weergaven. Daarom schreef Duyvendak ‘Tsjwang Tse’, terwijl zijn Duitse collega’s er Dschuang Tsi van maakten, de Engelsen Chuang Tzu en de Fransen Tchouang-tseu. Iedereen deed wat hij wilde tot China zelf besloot om een transcriptiesysteem te maken. Ze noemden dat pinyin, wat gewoon “spellen”, betekent.

Zo werd Mao Tse Tung als Mao Zedong geschreven, en Tsjwang Tse als Zhuang Zi.

Eerst trok men zich daar niet veel van aan, maar later, toen China zich meer naar buiten opstelde, kwam het verzoek of we in het vervolg allemaal Beijing wilden schrijven. In het begin hielden vooral de Amerikanen vast aan hun eigen systeem, want ze hadden principiële bezwaren. En jij hebt toch ook verontwaardigd uitgeroepen: “We blijven toch wel Peking schrijven? Dat hondje heet toch ook geen Beijingneesje!”.

Ik help het je hopen. De wereld respecteert macht, en zelfs president Bush zegt nu netjes Beijing als hij het over de Chinese hoofdstad heeft. Want namen zijn erg belangrijk in de Chinese cultuur. Dat moet van Confucius. Je moet je familieleden en ambtenaren beleefd aanspreken. Ook moet je je gedragen naar de benaming die je hebt. Een vader moet een vader zijn, een dienaar een dienaar. Dat is niet alleen je identiteit, maar ook je verantwoordelijkheid.

Iedereen stemt er mee in dat China zijn verantwoordelijkheid laat gelden om die fanatiekelingen in Noord-Korea tot rede te brengen, maar aan de andere kant laakt men de Chinese grensbewakers wanneer ze op Tibetaanse fanatiekelingen schieten, die hun leven en dat van hun kinderen op het spel zetten omdat ze in een gevaarlijke tocht naar de Dalai Lama willen. Tussen Kim Jong Il en de Dalai Lama bestaat beslist een verschil, maar toch. Dat is de verandering der dingen.
Op den duur verandert alles, ook namen. Het boeddhisme is tegen geweld, maar de monniken van het Shaolin klooster in China waren geweldige vechtersbazen, om over Japanse Zen-krijgers maar te zwijgen.

Kim Jong Il heeft niet het eeuwige leven, en misschien kunnen we hem uitnodigen om eens met vakantie te gaan op Terschelling. Want waarom zouden we zo fanatiek vasthouden aan de eigen identiteit? Waarom kunnen we niet wat soepeler zijn: ’s morgens vader en ’s avonds moeder? Soms Moslim, en soms Boeddhist? Allemaal Noord-Koreanen? Want, zoals Lao Zi al zei: “Vaste namen bestaan niet”. En als ze je weer eens met strenge stem vragen: “Wie ben jij eigenlijk?”, kan je net zo goed antwoorden: “Eigenlijk ben ik een vrij en blij rondfladderende vlinder”.

En dan glimlachen naar je beeld in de spiegel.

Hartelijke groet, Rik