Onlangs overleden Harry G.M. Prick schreef beste boek van 2005

Verhalen

Op 81-jarige leeftijd overleed onlangs Harry Prick. Jarenlang was hij directeur van het Letterkundig Museum, maar hij zal vooral de geschiedenis ingaan als de biograaf van Lodewijk van Deyssel. Kort voor zijn dood schreef hij een onthullend en ook ontroerend boek over Boudewijn Büch, met wie hij een speciale band had. Dat boek, Een andere Boudewijn Büch, werd onderscheiden met de Max Pam Award 2005. Hier onder volgt het juryrapport.

Het jaar 2005 was het jaar van de restauratie. Er werden geen dissidenten meer vermoord, maar wel veel gewone gangsters. Religie versterkte haar positie. Zelfs mensen die niet in God geloven, hechtten ineens weer veel waarde aan inhoudsloze rituelen. De regering Balkenende ging door met haar respect-campagne en minister Piet-Hein Donner van Justitie werd door de parlementaire journalisten uitgeroepen tot de beste parlementariër van het jaar.

Die verkiezing was des te opmerkelijker, omdat Donner in 2005 van de ene blunder naar de andere is gestruikeld. Je zou verwachten dat al die parlementaire journalisten door hun hoofdredacteuren met een grote schop waren ontslagen, zoals in elk normaal land zou zijn gebeurd, maar die schoonmaak bleef achterwege. Misschien kunnen al die parlementaire journalisten na André Rouvoet (2004) en Piet-Hein Donner volgend jaar Sinterklaas of de Paus onderscheiden.

Max Pam Award.jpg

Ook in de literatuur werd de trend van de restauratie zichtbaar. Het boek van het jaar werd Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Het werd onderscheiden met de AKO-prijs en haalde de eerste plaats op de bestsellerslijsten. Volgens de laatste berichten gaat Paul Verhoeven het verfilmen. Op deze plaats is het niet besproken, een misser natuurlijk.

Maar toch.

Toen ik Knielen op een bed violen las, was mijn eerste reactie: niet wéér over zijn vader, niet wéér over zijn ouders. Wat beweegt een schrijver van dik in de zestig om telkens weer over zijn jeugd te schrijven? Is er daarna niets meer van belang in zijn leven gebeurd? En ook: niet wéér over zijn calvinistische jeugd. We hebben Wolkers gehad, Maarten ’t Hart en nog een paar anderen, en ik ben zo langzamerhand wel uitgekeken op de avonturen van de mannenbroeders. Laat Andries Knevel nu verder maar de literatuur maar ontdekken, hetgeen ook geschiedde, want onlangs stonden Siebelink en Knevel op de buis gezamenlijk aan de oever van een calvinistisch stromende rivier naar de overkant te kijken. Of God zich daar elk ogenblik God kon openbaren. Ik zag Siebelink genieten van al die aandacht, en het is hem ook van harte gegund, want in elk geval is met zijn Werdegang bewezen dat een schrijverschap ook op latere leeftijd tot een algemeen succes kan uitgroeien. Kennelijk blijft er behoefte aan het soort romans dat Siebelink schrijft. Ik doe daar niet smalend over, maar voor mij zijn het zoiets als gedoofde vuurtorens – mooi en aandoenlijk om ze op een duinpan te zien staan, maar een functie hebben zij niet meer.

Naast Knielen op een bed violen zijn er nog een paar boeken die mijn aandacht trokken zonder dat ik de behoefte voelde erover te schrijven. In de eerste plaats Zwerm van Peter Verhelst. Dat is het totale tegendeel van Siebelinks roman, wat inhoudt: veel onbegrijpelijks, veel geëxperimenteer, veel pretenties. De ondertitel van Zwerm luidt dan ook: Geschiedenis van de wereld. Voor veel minder heeft Verhelst het nooit gedaan. Het boek begint op pagina 666 en eindigt op pagina -5. Ook wie de moed heeft deze dikke pil tot zich te nemen, zal moeite hebben een structuur te ontdekken. Middenin een pagina opslaan, helpt ook al niet. Wat je daar aantreft, zijn losse flarden die eerder afschrikken dan de aandacht vasthouden. In Vlaanderen zijn er al negenduizend exemplaren van dit onbegrijpelijke boek verkocht. Onze zuiderburen denken gelukkig nog altijd anders dan wij.

Het meest leugenachtige boek dat in 2005 verscheen, is ongetwijfeld Osama’s grot van Mohammed Benzakour, een soort essaybundel waarin plagiateur Benzakour nog eens zijn gestolen waren uitstalt. Er hangt ook nog een antisemitisch geurtje over wat hij schrijft. Niettemin werd hij dit jaar uitgeroepen tot “Journalist voor de Vrede” door het Humanistisch Vredesberaad, een clubje waarin de grote China-kenner Anja Meulenbelt een belangrijk rol in speelt. Nederland blijft in de war, zo veel is zeker.

Dit stuk gaat over de Max Pam Award, uitgereikt voor het beste boek van het afgelopen jaar. Daarom eerst nog iets over deze prijs en de daarbij behorende spelregels. Eerdere winnaars waren Léon de Winter voor God’s gym, P.F. Thomése voor Schaduwkind en Henk Romijn Meijer voor zijn bundel Alle verhalen tot nu toe . De jury van de Award bestaat slechts uit één persoon bestaat. Winnaars hoeven zich niet te onderwerpen aan het televisieritueel van nominaties en de daarbij behorende vernederingen. Er zijn bij de Award geen genomineerden. Wel wordt het op prijs gesteld wanneer de winnaar op een kleine, sobere bijeenkomst aanwezig wil zijn om zijn Award in ontvangst te nemen. Mocht de winnaar om moverende redenen – te verlegen, hartkwaal, afkeer van de jury – verhinderd zijn, dan is het ook goed en wordt hem of haar de prijs thuis gestuurd.

De Award bestaat, net als de voorgaande jaren, uit de vernieuwde versie van de Parker 51. Dat is de Rolls Royce onder de vulpennen. De penpunt is van 18 karaats goud. De dop is van zilver met daarin het silhouet van de Empire State Building.

Parker 51.jpg

De jury las dit jaar tussen de 120 en 150 romans, waarvan een groot aantal halverwege, of nog eerder, werd weggelegd. Daarnaast las de jury nog verschillende literaire biografieën en ego-documenten. Evenals 2004 is 2005 niet echt een geweldig jaar voor de Nederlandse literatuur geweest. Acteur Edwin de Vries probeerde tevergeefs een doorbraak te forceren bij de grote jongens, de omvangrijke roman Favonius van Allard Schröder lijkt al weer bijna vergeten, Driek van Wissen kreeg de hofnarmuts op van de Dichter des Vaderlands, voor Thomése was er geen herhaling van zijn succesboek Schaduwkind, en Harry Mulisch zweeg in 2005.

Met enige moeite kwam de jury tot de volgende longlist van twaalf titels, hieronder naar alfabetische schrijversvolgorde gerangschikt. Dit zijn naar het oordeel van de jury de twaalf beste boeken van het afgelopen jaar.

1. Klein maar zijn – Batticus
2. De onzichtbare jongen – Bernlef
3. De thuiskomst – Anna Enquist.
4. Troost – Ronald Giphart.
5. De inscheper – Otto de Kat, pseudoniem Jan Geurt Gaarland.
6. Eendagsvliegen – Gerrit Komrij.
7. Een goede dag voor de ezel – Tim Krabbé.
8. Het geluid van Zijn naam – Cees Nooteboom.
9. Een andere Boudewijn Büch – Harry G.M. Prick.
10. Briefwisseling Gerard Reve & Geert van Oorschot 1951-1987.
11. Waar was je nou – K. Schippers.
12. Joe Speedboot – Tommy Wieringa.

Opvallend is dat de helft van de titels slechts romans zijn. Verder: een novelle, een essaybundel, een verzameling brieven, een verzameling stukjes, een verzameling aantekeningen en een ego-document.

Wij komen nu bij de eerste afvallers. Klein maar zijn is een bundel van Hugo Brandt Corstius, die “de laatste zestig jaar onder dertig namen in veertig bladen tienduizend stukken heeft geschreven”. De zeventig kortste staan in dit boekje. Nu Hugo Brandt Corstius links en rechts wordt aangevallen, ook in dit blad, is het wel gepast enig tegengas te geven. De stukjes zijn bijzonder leuk, bijvoorbeeld die met de eenvoudige titel: Bladvulling. Het is de grappigste bladvulling die ik heb gelezen, maar omdat het bladvulling is en bovendien behoort tot stukjes die al eerder zijn gepubliceerd, moet de bundel helaas afvallen voor de prestigieuze Max Pam Award.

Ook moeten afvallen De inscheper van Otto de Kat en Een goede dag voor de ezel van Tim Krabbé. Beide boeken hebben iets met elkaar gemeen. De jury verwoordde dat aldus: “De inscheper is geschreven zonder stilistische tierelantijnen en psychologische opsmuk. Het meest doen de romans van Otto de Kat denken aan die van Tim Krabbé, zowel naar omvang als naar thematiek: de eenzame man tegen de rest van de wereld. Wel moet gezegd worden dat Krabbé beter is ontwerpen van de constructie en in het bedenken van plots, maar daar staat tegenover dat de personages bij De Kat toegankelijker zijn”. Beide niet al te dikke boeken hebben de jury veel leesplezier verschaft, maar helaas moeten zij toch afvallen.

De briefwisseling tussen Gerard Reve en Geert van Oorschot, is vrolijk en treurig makende lectuur. We zien Van het Reve zich ontwikkelen tot Reve, en wij zien ook Geert van Oorschot op zijn best, dat wil zeggen niet steeds als de karikaturale brulboei die ook wel uithangt. Helaas is de correspondentie ook weer niet zodanig dat zij kan worden uitgeroepen tot het beste boek van het jaar. De moeite waard, maar onvoldoende voor de belangrijkste literaire prijs van Nederland is Eendagsvliegen van Gerrit Komrij. Het jury-oordeel over deze bundel schimpscheuten en andere opmerkingen luidde: “Komrij is altijd goed voor een paar kwinkslagen, gepeperde meningen en dodelijke opmerkingen. Juist in zo´n boek als Eendagsvliegen voelen zij zich thuis als de larven in een terrarium”. Niettemin vond de jury het te ver gaan een bijeengeraapt allegaartje een grote prijs te geven.

Toen waren er nog maar zeven.

De twee volgende afvallers zijn De onzichtbare jongen van Bernlef en Waar was je nou van K. Schippers. De roman van Bernlef verraste de jury aangenaam, hoewel Komrij er – zoals gewoonlijk bij Bernlef – geen goed woord voort over had. Over Waar was je nou oordeelde de jury zeer positief: “ Wat je bijblijft in deze roman zijn dan ook niet de specifieke herinneringen, maar een algemeen gevoel van melancholie. De laatste oorlogsjaren, de tijd van de wederopbouw, vader koopt als hoogste lekkernij kroketjes bij de bakker om de hoek, de eerste kaartjes voor de bioscoop, Danny Kay en Buster Kaeton, de grote liefde uit je jeugd, de angst om door je ouders gesnapt te worden, enzovoort. Door de foto´s binnen te stappen beschrijft K. Schippers de dag van gisteren als de dag van vandaag”.

Helaas gaan wij ook afscheid nemen van Cees Nootebooms essaybundel Het geluid van Zijn naam. Nooteboom heeft in dit boek zijn reisverhalen over islamitische landen, gebundeld. Een gelukkige greep, waarbij de schrijver-reiziger boven alles natuurlijk Cees Nooteboom blijft. De jury: “Er komt geen menselijke afbeelding voor in de moskee en dat is het juist wat Nooteboom zo aantrekt. Het moet ermee te maken hebben dat Nooteboom op zijn reizen eigenlijk ook maar weinig mensen tegenkomt. Hij spreekt wel eens met een taxichauffeur en ook gaat hij wel eens bij een deskundige of een collega-schrijver op bezoek, maar de kennis die hij daarbij opdoet, leidt zelden tot een doorwrocht verhaal van feitelijkheden. Nooteboom blijft de eenzame wandelaar, die liever toegeeft dat hij nooit helemaal de portee zal doorgronden van wat hij allemaal beleeft. Calimero kijkt naar het heelal”.

Vaarwel gaan wij ook zeggen tegen De thuiskomst, een interessante historische roman van Anna Enquist over de ontdekkingsreiziger James Cook. De jury heeft lang gewacht om eindelijk weer eens het woord “indrukwekkend” te kunnen gebruiken. Toch heeft de roman van de enige vrouw in het gezelschap het net niet gehaald bij de laatste drie.
Zo blijven over de romans: Joe Speedboot van Tommy Wieringa en Troost van Giphart, alsmede Een andere Boudewijn Büch van Harry G.M. Prick. Helaas, helaas, moeten de Utrechters Wieringa en Giphart op het allerlaatst afvallen, maar het was een fotofinish.

Over Johnny Speedboot, de roman die wat moeizaam op gang komt, deed de jury de volgende oproep: “Lezer, zet door. De beloning komt”. Het zal de jury ook niet verbazen als Johnny Speedboot ook over tien jaar nog wordt gelezen door de middelbare scholieren. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor Troost van Ronald Giphart. Troost is een boeiende roman over een sterrenkok die ten onder gaat aan zijn sterren. Het is vol humor geschreven en het lijkt erop dat Giphart met succes een nieuwe weg is ingeslagen.

Maar de Max Pam Award gaat dit jaar niet naar Wieringa noch naar Giphart, maar naar Harry G.M. Prick voor zijn boek: Een andere Boudewijn Büch.

Een andere Boudewijn.jpg

Prick heeft voor een onmogelijke opgave gestaan om als slachtoffer van de fabuleur Büch toch met inzicht en sympathie over hem te willen schrijven. Het is een ontluisterend boek en tevens een boek over vriendschap. De jury: “Wat het boek zo grandioos maakt, is dat Prick zich heel openlijk ten prooi laat vallen aan tegengestelde gevoelens. Hij houdt van zijn Boudewijn – in het nette overigens – en hij kan hem alleen maar beschouwen als de grote dichter die hij ook is geweest. Prick beseft dat hij door Büch op allerlei manieren is belazerd en verneukt, maar hij wil niets liever dan vergeven. Met man en macht vecht hij tegen de rancune en de wraak. De lezer lijdt in dit opzicht met hem mee, want al is Büch een fabulant en een oplichter geweest, bovenal was hij een gekweld mens die ons mededogen behoeft. Wij nemen onze hoeden af voor Prick dat hij zichzelf niet groter heeft willen maken en Boudewijn Büch niet kleiner”.

De jury wil Harry G.M. Prick feliciteren met de Max Pam Award 2005. En dan nu muziek!

HP/De Tijd, januari 2006