Agnosticisme is slappe hap

Gastenhoek

In De Rode Hoed hebben twaalf columnisten een column uitgesproken over een door mij opgegeven onderwerp. De komende tijd zullen die columns hier worden gepubliceerd.

Philipse.jpg

Deze column is van Herman Philipse, die de de volgende stelling op kreeg: “Agnosticisme is voor bange mensen met slappe knieën“.

Herman Philipse:

Eén van mijn meest intelligente collega-filosofen uit Oxford is zonder twijfel Anthony Kenny. Hij was ooit katholiek priester, publiceerde talrijke briljante boeken, en genoot een glansvolle bestuurlijke carrière als Master van Balliol en Warden van Rhodes House, om maar twee van zijn vele functies te noemen. Zoals hij schrijft in de autobiografie A Path from Rome (1985), zei Kenny het priesterschap in 1963 vaarwel omdat hij niet meer kon geloven in de katholieke doctrine. Ofschoon de meeste van Kenny’s boeken niet over godsdienst gaan, publiceert hij zo nu en dan een deeltje waarin hij blijk geeft van zijn laatste reflecties over Het Onderwerp.

Het recentste boek in deze serie is What I Believe, dat in 2006 verscheen. Aan het derde hoofdstuk van dit boekje gaf Kenny de titel mee: Why I am not an Atheist. Kenny is overigens evenmin een theïst, want hij vindt dat er geen goede argumenten zijn voor het bestaan van God in de zin van het christelijk monotheïsme. Net als de meeste Nederlanders is Kenny liever agnosticus, dat wil zeggen iemand die bekent niet te weten of er een God bestaat of niet, en die in geloofskwesties dus geen positie kiest. Wat is Kenny’s argumentatie om de voorkeur te geven aan het agnosticisme boven het atheïsme?

Theïsme, dat wil zeggen het geloof in de ene god van jodendom, christendom, of islam, is geen verdedigbare opvatting, zo heeft Kenny meermaals op goede gronden betoogd. Dit is wat mij betreft dus in confesso. Maar waarom is Kenny dan geen atheïst? Als reden geeft hij op dat “atheism makes a much stronger claim than theism does“, en dat deze “stronger claim” minstens even moeilijk te beargumenteren is als de aanspraak van het theïsme.

Dit zal verbazing wekken.

Want is het niet een “stronger claim” te beweren dat er een oneindig goede, almachtige, en alwetende godheid bestaat die puur geest is zonder lichaam, dan te beweren dat een dergelijk wonderlijk wezen niet bestaat?

Pleit niet al onze achtergrondkennis tegen het bestaan van een geest zonder lichaam?

Kunnen we überhaupt betekenis geven aan de theïstische definitie van God?

Is de waarheid van de atheïstische positie dus niet veel waarschijnlijker dan de waarheid van de theïstische, zodat we atheïst moeten zijn en geen agnosticus?

We vermoeden dat Kenny het “atheïsme” op een geheel eigen idiosyncratische manier definiëert teneinde de voorkeur te kunnen geven aan agnosticisme boven atheïsme. Zo kan hij zijn voormalige geloofsbroeders toch nog te vriend houden. Laten we dus eens kijken naar Kenny’s definitie van de term ‘atheïsme’. Atheïsme, zo stipuleert Kenny, is de stelling dat “no matter what definition you choose, ‘God exists‘ is always false”. Als dat de positie van de atheïst was, dan heeft hij het debat bij voorbaat verloren, want iemand kan het woordje ‘God’ geheel naar eigen willekeur definiëren.

Neem mijn vriendje Tom, die van dure sigaren houdt. Soms zegt hij, wijzend naar het rokende gevaarte in zijn mond: ‘dit is God!’ Nu is de atheïst zoals Kenny hem ziet weerlegd. Want God bestaat, als God de sigaar is in de mond van Tom, zolang de sigaar althans niet is opgerookt. Of neem Spinoza. Die identificeerde God met het universum. Het universum bestaat, dus bestaat ook Spinoza’s God. Is de atheïst hiermee weerlegd? Natuurlijk niet, want de atheïst concipiëert zichzelf anders dan Kenny hem definiëert.

Meestal wordt atheïsme opgevat als de ontkenning dat de monotheïstische god van jodendom, christendom en islam bestaat. In deze betekenis is ook Kenny een atheïst, of hij nu wil of niet. Van dit particuliere atheïsme – “particulier” in de zin dat het gericht is op de godsdefinitie van één groep godsdiensten – zouden we een universeel atheïsme kunnen onderscheiden, dat het bestaan van alle goden ontkent voor zover die gedefiniëerd zijn door de ons bekende godsdiensten. Kenny heeft gelijk als hij zegt dat dit universele atheïsme niet makkelijk te definiëren is, want het betreft behalve pure geesten zoals de monotheïstische God en zijn engelen ook lichamelijke goden zoals de hindoeïstische olifant-god Ganesha. Is er een goede definitie van goden in het algemeen? Ik ga me nu niet wagen aan zo’n definitie van het universele atheïsme, die overigens nooit zo ruim zal zijn als Kenny’s definitie. Ik wil alleen bestrijden dat de positie van de universele atheïst moeilijker te verdedigen is dan die van de monotheïst.

De reden hiervoor is simpel. De monotheïst is namelijk ook een universele atheïst, met één uitzondering. Hij ontkent het bestaan van alle goden behalve zijn eigen unieke God. Dus de monotheïst moet twee thesen aannemelijk maken: de these dat zijn eigen God bestaat en de these dat alle andere goden niet bestaan. Dat is, zo dunkt mij, heel wat problematischer dan de positie van de universele atheïst. Die verdedigt immers precies hetzelfde als monotheïst, minus de uitzondering die de monotheïst maakt voor zijn eigen God, een uitzondering die Kenny zelf onverdedigbaar acht. Kortom: consequent universeel atheïsme is veel beter te verdedigen dan het inconsequente universele atheïsme van de monotheïst, hoe men “atheïsme” ook definiëert. Wordt dus allen atheïst, want agnosticisme is de vluchthaven voor mensen met slappe knieën, die niet bereid zijn consequent na te denken. |

Herman Philipse