Andersmans fijne tijd vergalt de onze

Gastenhoek

In de Rode Hoed hebben twaalf columnisten een column uitgesproken over een door mij opgegeven onderwerp. De komende tijd zullen die columns hier worden gepubliceerd.

Zwagerman4.jpg

Deze column is van Joost Zwagerman, die de de volgende stelling op kreeg: “Waarom de uitspraak van acteur Albert Finney ‘Je bent op de wereld om een fijne tijd te hebben. De rest is propaganda’ meedogenloos waar/onwaar is“.

Joost Zwagerman:

Het lijkt erop dat Albert Finney fijne tijden uitsluitend associeert met de weldaad van het macrameën of het in afzondering luisteren naar madrigalen van Monteverdi. In werkelijkheid vallen wij elkaar voortduren lastig met elkaars fijne tijd. Andermans fijne tijd vergalt negen van de tien keer de onze, en omgekeerd beseffen wij dat wijzelf op momenten van geluk, extase en ingewilligd hedonisme in de ogen van anderen een bron van gêne, ergernis, walging of morele verontwaardiging vormen.

Iedereen weet dat mensen die hun zinnen zetten op het hebben van een fijne tijd anderen daarbij een heel onfijne tijd kunnen en soms ook wíllen bezorgen. Dat gebeurt op ieder niveau en in iedere denkbare gradatie van overlast.
Twee bebadmutste vrouwen van middelbare leeftijd die in het overvolle 25 meterbad onverstoorbaar zij aan zij hun baantjes trekken hebben onmiskenbaar een fijne tijd. Maar alle andere zwemmers die iets sneller willen, moeten uitwijken, inhouden en bochten maken. Dat is niet fijn. Hooligans benutten voetbalwedstrijden voor het molesteren van tegenstanders of toevallige voorbijgangers, en wie ooit getuige is geweest van die bezigheden, weet dat de gemiddelde hooligan hier een fijne tijd aan beleeft. Een foto van de vrouwelijke soldaat Lynndie England in de Abu Ghraib-gevangenis toonde dat zij zichzelf een fijne tijd bezorgde met het vernederen van een naakte krijgsgevangene die een plastic kap op had gekregen en naar wiens geslacht de soldaat breed lachend wees.

Het misverstand waar Nederland de laatste jaren onder gebukt gaat, is dat wij allemaal op ieder moment en op alle denkbare plaatsen recht hebben op een fijne tijd en dat dit recht ons ontslaat van het in acht nemen van al die dingen die Albert Finney misschien schaart onder propaganda: zelfbeheersing, opofferingsgezindheid, bescheidenheid en vergevingsgezindheid.

Nederland kapseist onder de institutionalisering van de fijne tijd. Een groepscode schrijft voor dat we er vooral gericht op moeten zijn uit ons dak en door het lint te gaan, zo veel en vaak mogelijk. Alles, van schoolgang tot begrafenissen, moet ‘leuk’ zijn. Het feit dat er vaak geklaagd wordt over die leukheidsdwang maakt die dwang er niet minder penetrant op.
Soms leidt de aanblik van die leukheidsdwang tog een combinatie van ondraaglijkheid en onbedoelde slapstick. In het programma Lijst 0 van BNN informeerde Sophie Hilbrand bij diverse lijsttrekkers naar hun idee van fijne tijd. In een van de aflveringen was Mat Herben, die als lijsttrekker een soort jojo-beweging maakt, aan de beurt. De keuze van Nawijn viel op een klimmuur van tientallen meters hoogte. Hilbrand en Nawijn lieten zich ingespen en ploeterden omhoog, hangend aan kabels, katrollen, werplijnen en fors uitgevallen vishaken.

Aan het einde van die aflevering hing Nawijn hulpeloos doch glunderend te deinen tussen hemel en aarde, van kop tot kont ingesnoerd in een wirwar van kabels. Wie niets wist van de formule van het programma, zag daar een vormeloos hoopje lijsttrekker hangen, schamel residu van menselijke waardigheid. Een kap over het roodaangelopen hoofd van de ingesnoerde Nawijn, en we hadden onze eigen Abu Ghraib-taferelen, maar dan de gezellige en fijne variant. Ik geef toe: deze definitieve Monthy Pythonisering van de leuke politiek bezorgde mij enige fijne momenten.

Als het streven naar een fijne tijd is uitgezaaid tot een sociaal en moreel recht dat men zichzelf opeist, dan is het primaat van de fijne tijd zélf in de greep geraakt van de wetten van propaganda en dictatuur. Wie niet geniet, telt niet mee en verpest het voor de fijne-tijdfundamentalisten. In de praktijk betekent het dat je op je tellen moet passen als je per ongeluk niet bereid bent om in het weekend mee te hossen met zo’n groep fijne-tijdfundamentalisten met een penishoed op. Fijne-tijdfundamentalisten tolereren geen scepsis en gereserveerdheid van derden – dat vinden zij kwetsend en aanstootgevend. Wat Afshin Ellian ook mag beweren, de kans is vooralsnog vele malen groter dat je in de openbare ruimte in Nederland het slachtoffer wordt van fijne-tijdfundamentalisten dan van radicaliserende moslims. Bezoek één weekend het centrum van Amsterdam en men weet wat ik bedoel.

In een samenleving die in de greep is van het fijne-tijdfundamentalisme ontstaat op zeker moment een tegenbeweging van steile roepers om normen en waarden. Die tegenbeweging ligt aan de basis van het succes van Jan Peter Balkenende. Een stille meerderheid van in de publieke ruimte verdrukten en vernederden smacht naar de verlossing van de oversheersing van de publieke ruimte door fijne-tijdfundamentalisten. Die stille meerderheid laafde zich bijvoorbeeld aan het pamflet van Thomas Rosenboom Denkend aan Holland. Balkenende lijkt in hun beleving iets van die verlossing te kunnen bieden. Die stille meerderheid voelt ook een enorme compassie voor de oudtestamentisch worstelende Balkenende. Ze zien een tot in het merg vreugdeloze man die zichzelf heeft opgedragen telkens uit te roepen: “Kijk, dát vind ik nou leuk!”.

Terwijl hij die uitroep slaakt, is het voor iedereen zichtbaar dat hij krimpt onder de last van de zelfverloochening.

In vergelijking met Bos, Halsema en Rutte, die de indruk wekken dat ze heus wel weten wat genieten is op z’n tijd, is Balkenende de ridder van de droevige figuur, een dolende gestalte temidden van een land vol met op zichzelf gefixeerde thrillseekers en funverslaafden. Die verdooldheid maakt hem in deze verkiezingsstrijd tot het enige tragische personage in vergelijking met die zo goed in hun vel zittende concurrenten. Die tragiek oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de stille meerderheid. Aan Balkenende kleeft het odium van kwetsuur, publieke vernedering, verdruktheid en bespotting. De man die is afgesneden van eigen en andermans fijne tijd wekt onder de stille meerderheid deernis, mededogen en zelfs ontroering bleek op. De tragische figuur Balkenende biedt deze kiezers een soort electorale aflaat. Het stemrecht als surrogaat voor de opschoning van het geweten. Daarom zal het CDA op 22 november eindigen als grootste partij.

De populariteit van Balkenende onderstreept dat wat we verstaan onder fijne tijd vaak een kwestie is van mode, tijdgeest, massapsychologie en heersende ideologieën. De persoon van Balkenende staat voor het tegendeel van het huidige fijne-tijdfundamentalisme, en tot verbazing en irritatie van zowel gepriviligeerde hedonisten als de getatoeëerde klasse streeft de stille meerderheid in Nederland naar een tegenbeeld van de funcultuur: een mengeling van conservatisme, protestantisme en moreel ingekleurd sentimentalisme. Aldus hunkert een groot deel van de Nederlanders naar een herschikking van die uitspraak van Albert Finney: “Je bent op de wereld om een fijne tijd te ontlenen aan het vervullen van plichten en het zuiver houden van je geweten. De rest is verstrooiing.” |

Joost Zwagerman