Tien geboden – Arjan Visser

Boeken / Cd's / Video's / Media activiteiten

Arjan Visser interviewde me voor Trouw in zijn prachtrubriek De tien geboden. Hier het resultaat dat werd afgedrukt onder de mooie, maar makkelijk tot misverstand leidende kop: “Het leven is volkomen zinloos”.

Trouw.jpg

I. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.

“Mijn grootvader Mozes Pam… viel tijdens zijn rabbijnsopleiding van het geloof en bekeerde zich tot het socialisme. Hij was ook een van de oprichters van de AVVL, de Arbeiders Vereniging voor Lijkverbranding. Cynisch genoeg eindigde hij, de man die zo graag gecremeerd wilde worden, in de ovens van de Nazi’s.

Hij heeft zijn twijfels over het geloof doorgegeven aan zijn kinderen en ook mijn vader maakte er, op zijn beurt, werk van mij ongelovig op te voeden. Ik kan me wel voorstellen dat je, als jood, uit de oorlog komend, geen overweldigende behoefte meer hebt om religieus te zijn. Bovendien is het zo – daar kan niemand onderuit – dat het christendom voor een belangrijk deel verantwoordelijk is voor antisemitisme.

Auschwitz is ondenkbaar zonder het christendom. Hitler is katholiek opgevoed. Hij heeft ook verschillende malen gezegd dat hij zich katholiek voelde. Ik acht het niet uitgesloten dat hij zichzelf, op de een of andere curieuze manier als een soort Jezus, als de verlosser van de wereld, beschouwde. Het is bekend dat Hitler nauwe contacten onderhield met het Vaticaan, maar er is, voor zover ik weet, nooit goed uitgezocht in hoeverre de katholieke kerk het eigenlijk wel best vond dat er iemand was opgestaan die de moordenaars van Jezus zou gaan uitroeien.Ik vind het daarom ook vreemd dat er altijd wordt gesproken over een joods-christelijk fundament van onze samenleving. Dat zijn twee verschillende geloven. Ik vermoed dat het vooral de christenen zijn die zich daar, uit een soort schuldgevoel, op die manier over uitspreken.

Trouw.jpg

Ik hoor nergens bij. Mijn moeder was Nederlands Hervormd en die heeft er jaren over gedaan om zich uit te laten schrijven en mijn vader, goed, dat verhaal ken je nu. Ik heb zelf nog lang getwijfeld of ik agnost of atheïst moest zijn. De agnostiek, dat heeft voor mij toch iets slaps.

Richard Dawkins schrijft in zijn boek God als misvatting dat er zeven stadia van geloven zijn. Het atheïsme is het laatste stadium. Hij zegt zelf in het zesde stadium te zitten: je bent atheïst, maar je denkt dat er een kleine, zeer onwaarschijnlijke kans bestaat dat het anders in elkaar zit. Zo denk ik er ook over. Ik geloof niet in God en al helemaal niet in een persoonlijke God. Ik begrijp wel dat je, als je gelooft, het best voor een persoonlijke God kunt kiezen, maar de absurditeit ervan – een God die alles bijhoudt, een God die op alles let – springt toch wel heel erg in het oog. God is ergens in de evolutie het menselijk brein binnen geslopen, als een soort zelfreflecterend vermogen: hoe doe ik het? Doe ik het nog goed? Een geweten. Het is eigenlijk heel eenvoudig: als de paarden een God hadden, dan was God een paard. Zo is het met de mensen ook.”

2. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is.

“Als God morgen zou spreken, zou ik onmiddellijk toegeven dat ik er al die tijd naast heb gezeten en christen worden. Maar God spreekt niet en God laat zich niet zien. Dat is heel slim van Hem. Zodra je een afbeelding van iemand hebt, kun je hem er ook op vastpinnen. Voor wie zwijgend en raadselachtig wil blijven is dit gebod nummer één.”

3. Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken.

“Ik wil best beleefd zijn, maar het moet ook niet overdreven worden. Een provocatie op zijn tijd kan heel erg nuttig zijn. Neem deze tien geboden. Je kunt wel allerlei vrome dingen zeggen over andermans vrouw die je niet zou mogen begeren, maar ik kan net zo makkelijk uitleggen dat het Oude Testament een krankzinnig misdadig boek is of – wat waarschijnlijk als een nóg grotere provocatie wordt opgevat – aantonen hoe slecht God eigenlijk is. Dat vind ik zo wonderlijk: hoe gelovigen de neiging hebben dingen te geloven die pertinent slecht zijn en – nog verrassender – toch als goede mensen door het leven kunnen gaan. Dat is toch schizofreen? Ik ben ervan overtuigd dat moraal eigenlijk niets met religie te maken heeft. De christelijke moraal zoals die nu bestaat, lijkt werkelijk in niets op wat er in de bijbel staat. In Lucas zegt Jezus gewoon: ‘Mijn vijanden die niet gewild hebben dat ik koning over ze ben, breng ze hier en sla ze dood’. Die tekst wordt nooit geciteerd.

En wat denk je van Mozes die de berg afkomt en meteen een opdracht tot genocide geeft?

Iedereen die God niet wil volgen, moet uitgeroeid worden.

Dan komt er nog iemand vragen: ‘Eh, Mozes, en de baby’s?’

Ja, de baby’s ook! Een bijzonder onplezierige man, die Mozes. Hij zou in deze tijd door elk tribunaal schuldig worden bevonden en toch willen veel christenen het doen voorkomen dat Mozes, met zijn tien geboden, de kern van de westerse beschaving is. Dat is gewoon onzin. Ik zal er uit mezelf niet over beginnen, maar zodra iemand denkt mij aan de hand van dit soort bijbelteksten de les te moeten lezen, kom ik in opstand. Desnoods middels een fikse provocatie. Ja, kom, je hoeft toch niet alles te laten passeren?”.

4. Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen

“Martin van Amerongen heeft wel eens gezegd dat ik nog te lui was om Oblomov te lezen, maar zo rond mijn vijfendertigste ben ik aan een enorme inhaalslag begonnen. ’s Ochtends om acht uur opstaan en dan tot twaalf uur ’s nachts doorwerken. Een laaiende nieuwsgierigheid. Meer, meer, méér. Het zal wel een hormonale kwestie geweest zijn, een verlate pubertijd. Ik lag vroeger zo lang in bed dat mijn ouders aan het einde van de middag kwamen kijken of ik nog wel ademhaalde. Het neemt natuurlijk geen keer, maar ik heb er wel eens spijt van dat ik niet eerder aan de slag ben gegaan.

Ik weet niet of de hersenbloeding van een paar jaar geleden het gevolg van dat harde werken is geweest. Mijn vader blijkt op diezelfde leeftijd ook een soort attaque te hebben gehad, dus misschien is het gewoon een erfelijk zwak plekje in mijn hoofd. Ik ben nadien wel gezonder gaan leven, maar ik ben het beslist niet rustiger aan gaan doen. Die hersenbloeding heeft mij vooral doen beseffen dat het leven heel erg de moeite waard is. Zonde dat het zo voorbij gaat. Dus: zo snel mogelijk in shape zien te raken en aan het werk! Ik wil niet het idee hebben dat ik te weinig heb gedaan als ik straks de pijp uitga. Overigens: ik wil niet gecremeerd worden. Ik wil liever begraven worden. Ik wil graag dat het sneeuwt tijdens mijn uitvaart; dat mijn vrienden enige moeite moeten doen om bij de open groeve te komen. Klein gezelschap. Geen snijbloemen. Koud. Eenvoudig graf. Dat wil ik graag”.

5. Eer uw vader en uw moeder

“Dit gebod is eigenlijk verkeerd geformuleerd; ouders zouden juist hun kinderen moeten eren. Ja, zoals de mijne hebben gedaan. Ik was enig kind, ik werd enorm geëerd. Een liberaal Parool-gezin. Na de oorlog. Carmiggelt, Jeanne Roos, cabaret de Inktvis – daar hoorde een bepaalde, vrijgevochten levensstijl bij. Ik mocht de dingen zelf dingen uitzoeken. Mijn vader was chef buitenland bij het Parool. Toen ik op mijn zestiende te kennen gaf links te zijn zei hij: ‘Zo, dus jij gelooft in het communisme? Nou, dan zorg ik ervoor dat je naar Moskou gaat.’ Hij kocht een treinkaartje en vroeg de correspondent ter plaatse zijn zoon een beetje rond te leiden. Wat in die tijd vrijwel onmogelijk was, had mijn vader voor mij geregeld: een maand ongestoord rondkijken. Toen ik terugkwam, stond hij op het perron.

‘En?’

Ja, het was er vreselijk, dat moest ik toch wel toegeven. Kijk, dát vind ik nou een goede opvoeding.

Mijn ouders hadden elkaar tijdens de bezetting ontmoet. Mijn vader werkte als een soort spion bij de Joodsche Raad. Hij moest dingen doorgeven aan de regering in Londen, zag op een avond zijn eigen arrestatiebevel uit de telex ratelen en is onmiddellijk ondergedoken. Hij ging als boer in Wijdenes, West Friesland, werken. Schreef stukjes voor het illegale Parool, de krant die mijn moeder stiekem rondbracht. Na de oorlog zijn ze getrouwd. Iedereen was verliefd, iedereen neukte met elkaar: Europa was één groot matras. Op dat matras ben ik geboren. Ik geloof niet dat ze in mij de Hoop of de Toekomst zagen, ben je gek, zo dachten ze helemaal niet. Ze waren gewoon blij dat ze de oorlog hadden overleefd. Ze waren arm, het huis van mijn grootouders – waar mijn vader tot het uitbreken van de oorlog had gewoond – was ingepikt. Ze kwamen ergens in Oost te wonen, in een achenebbisj buurtje, in een lullige straat. Met nul begonnen.

En ze deden hun uiterste best om mij niet met het verleden te belasten. Ik wist wel dat mijn vader – op een of andere tante na die later, via Zwitserland, weer in Nederland was aangespoeld – de enige overlevende van zijn familie was. Ik heb hem wel eens zien huilen en ik begreep ook wel dat het jaarlijkse uitstapje naar boer Schaap in Wijdenes voor hem een heftig moment was, maar goed, het hoorde erbij. Doorgaan. Je kent toch al die tweede generatie slachtoffers wel? Dat zijn verschrikkelijke mensen. Ze vallen iedereen maar lastig met hun verhalen en houden overal hun hand op voor subsidies. Dat heb ik nooit hoeven doen. Nee, ik ben heel blij dat mijn vader had besloten mij niet met die oorlog op te zadelen. Hij had ook een uitgesproken hekel aan nazi-jagers. Zo lang je er op bleef jagen, hield je het verleden levend. Weg met dat gajes, uit je geheugen wissen.

Waarom zou je niet gewoon vrolijk door kunnen leven? Jij bent echt zo’n gereformeerde christen die overal ellende ziet! Wil je het in dit bestaan niet al te moeilijk hebben, dan moet je ook een oceaan van zorgeloosheid zien te creëren. Verdringing is een mechanisme dat daar bij hoort. Je moet verder. Ik ben niet geïnteresseerd in het zijn, maar in de wereld om mij heen. Die is geniaal, die is fantastisch! Het is geweldig wat daar allemaal aan te ontdekken valt. Ik ben niet iets, ik wórd iets. Je hebt ook helemaal geen kern in je leven; geen molecuul blijft dezelfde. Alles verandert voortdurend. Ik heb een diepe minachting voor mensen die op zoek zijn naar hun eigen identiteit. Zoekende mensen, dat zijn hoogmoedige neuzelaars die geen enkel besef hebben hoe het leven in elkaar zit.”

6. Gij zult niet doodslaan

“Het is krankzinnig, maar ik heb Theo twee keer, in filmpjes voor AT5, vermoord. Hij was erg morbide ingesteld. Ik had hem nog net over ideetje voor een sketsch verteld of hij stond al op de stoep, klaar om te worden doodgeschoten. De filmpjes zijn destijds maar één keer uitgezonden omdat Lieuwe, zijn zoon, het erg vervelend vond. Voor Theo was het allemaal spielerei. Je moest het leven niet te serieus nemen. Bij mensen die zich door hem beledigd voelden deed hij er meestal nog een schepje bovenop. Ik heb hier ook een klein stapeltje hate-mail van hem. Geschreven in zijn totaal krankzinnige handschrift. Ik lachte erom. Na een paar dagen stond hij toch weer voor de deur, of liet hij een paar flessen wijn bezorgen. Ik denk dat ik een soort vader-figuur voor hem was. Ik was één van de weinigen die tegen hem kon zeggen: ‘Theo, dat is allemaal onzin die je nu beweert. Hou daar nou eens mee op.’

Ik geloof niet dat zijn vijandschappen in diepste wezen onredelijk waren, maar het liep steeds zo uit de hand. Eigenlijk was hij een naïeve, argeloze figuur en de enorme woede die hij op anderen botvierde, was vooral een teleurstelling in zichzelf.”

7. Gij zult niet echtbreken.

“Ik vind het niet gezond dat iemand op zijn vijftiende, zestiende jaar de ware liefde tegenkomt en daar dan de rest van zijn leven mee doorbrengt. Dat is een teken van geestelijke luiheid en van desinteresse in de wereld. Ik heb meerdere grote liefdes gehad en hoewel de scheidingen altijd vrij pijnlijk waren, moet ik toch zeggen dat ik er beter van ben geworden. Het heeft alleen maar voordelen om verschillende typen mensen tegen te komen en daar verhoudingen mee te hebben. Ik vind het wel belangrijk om monogaam te zijn als je een verhouding hebt, maar zodra een relatie achter de rug is en je weer op zoek gaat, móet je juist polygaam zijn. Dat is ook de mooie kant van een scheiding: je kunt weer van de vreugde van het flirten genieten. Ik vind het onvoorstelbaar dat er honderdduizenden mensen rondlopen die nog nooit geflirt hebben omdat ze nu eenmaal met hun jeugdliefde zijn getrouwd. Dat is net zoiets als vijftig jaar voor dezelfde baas werken. Moet je ook niet doen.”

8. Gij zult niet stelen

“Als ik je één goede raad mag geven: voer geen processen tegen grote instituties (Pam daagde PCM Uitgevers voor de rechter. Hij eiste schadevergoeding voor de schending van auteursrecht bij verkoop van zijn stukken door PCM aan databanken. Hij verloor het kort geding in 2001, red.). Het kost alleen maar energie en ergernis. Je wordt er vervelend en rancuneus van. Ik vind nog steeds dat free-lancers bestolen worden, maar ik heb de strijd opgegeven. Kennelijk is op het internet alles van iedereen. Dat heeft zo zijn voor- en zijn nadelen. Het voordeel is dat het werkt als een soort democratie waarin alles voor iedereen bereikbaar is, het nadeel is dat omdát alles voor iedereen bereikbaar is, ook het grootste schorriemorrie zich ervan meester kan maken. De moraal op het internet is vaak niet erg hoogstaand.”

9. Gij zult geen valse getuigenissen spreken tegen uw naaste.

“Een criticus houdt zich niet bezig met ‘de waarheid’, hij spreekt een oordeel uit. Een mening. Facts are sacred, comments are free. Het wordt lastiger als het boek dat ik moet recenseren is geschreven door iemand die ik goed ken. In zo’n geval moet je het niet bespreken òf zeggen dat je de schrijver kent. Meestal loop ik er gewoon omheen. Een oordeel moet oprecht zijn en ik zou bij het werk van een vriend toch meer door de vingers zien. Daarom moet je er voor zorgen dat je, als criticus, zo weinig mogelijk vrienden in die kring van schrijvers hebt. Ik ga bijna nooit naar bijeenkomsten of presentaties van boeken. Het zijn altijd pogingen je te beïnvloeden. Adri van der Heijden organiseerde voor de critici een etentje in het Amstel hotel. Ik vind het schaamtevol om daar naartoe te gaan. Onzuiver. Ik wil ook niet in een jury zitten. Een recensent die in een jury gaat zitten is alleen maar uit op macht. Ik wil geen cadeautjes uitdelen. Ik wil vrij zijn om te kunnen zeggen wat ik goed vind. Of slecht.”

10. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

“Ik heb een mooi huis, ik leef in zekere welstand en ik heb aardige mensen om mij heen. Ik heb geen reden om afgunstig te zijn. Maar ik ben wel eens jaloers. Jaloers op het succes van anderen, jaloers op de erkenning. Maar ach… zodra ik daar over door ga denken, neemt de zorgeloosheid in mijn leven ineens weer vreselijk toe. Het gaat toch zoals het gaat. Toen ik tien was – en in een simultaan wedstrijd van Donner won – dacht ik nog dat ik wereldkampioen schaken zou worden. Vervolgens wilde ik, zo tussen mijn achttiende en mijn dertigste, romancier worden. Inmiddels zie ik in dat het in het leven alle kanten op kan gaan. Het is zoals in die film van Louis Bunuel, Le charme discret de la bourgeoisie geloof ik, waar de camera achter iemand aan gaat die bij een kruispunt komt, waar een auto passeert en we vervolgens verder met de bestuurder die wagen meegaan. Zo gaat het ook een beetje in het leven. Het is niet één geheel, er is niet één identiteit, niet één grote liefde: het rotzooit allemaal een beetje door mekaar heen. Dat is nou juist het indrukwekkende van het geheel. Er is geen betekenis. Er is geen zin. Je moet zin in het leven hebben, maar het leven zelf is volkomen zinloos. Als er een zin was, was die al lang gevonden”.

Trouw, 3 februari 2007

Tien geboden2.jpg