Het sportieve rijden van de Oranjes

Beweringen en bewijzen

Noem het geluk, noem het een journalistieke neus, maar in het paasweekend was ik op het circuit van Zandvoort, alwaar ik getuige kon zijn van de crash van prins Pieter Christiaan in zijn BWM. En dat terwijl ik al jaren onderzoek doe naar het rijgedrag van de Oranje.

“Pieter Christiaan reed tegen de wagen van coureur Henry van Os, die door het uitkomen van een auto pal vóór hem in de rondte was gegaan. De BMW van Van Os sloeg meermalen over de kop. De prins sprong uit zijn auto om te kijken of hij hem kon helpen”
.

Uit de Telegraaf van 10 april 2007.

Hoewel het aan openheid soms te wensen overlaat, zijn de Europese koningshuizen constant het object van historisch onderzoek. Dat geldt ook voor het Nederlands koningshuis – denkt u maar aan prof. Cees Fasseur, die een monumentale biografie over Wilhelmina heeft geschreven en die nu de Greet Hofmans-affaire bestudeert. Zelf doe ik al jaren onderzoek naar het rijgedrag van Oranjes, maar omdat er telkens nieuw materiaal wordt aangedragen, is mijn deelstudie nog steeds niet afgerond.

Om fieldwork te doen, bevond ik mij eerste paasdag op het circuit van Zandvoort, alwaar de prinsen Bernhard jr. en Pieter Christiaan zouden deelnemen aan een race om de BMW130i Cup. Zij rijden in het team van Jan Lammers, wat betekent dat hun auto’s zijn volgeplakt met gezellige reclames. Dertig jaar geleden was ik voor het laatst “op Zandvoort”, en ik herinner mij dat Gilles Villeneuve achterstevoren op drie wielen door de Tarzanbocht scheurde. Daarna trok Zandvoort niet meer, maar voor gedegen onderzoek moet men wat over hebben.

Zandvoort1.JPG

Van oudsher zijn de Oranjes gek op mooie en snelle voertuigen. Zo beschikte Willem de Zwijger over een aantal fraaie koetsen. In zijn biografie Willem van Oranje en de Nederlandse Opstand 1572-1584 schrijft de historicus dr. K.W.Swart dat zelfs de hofprediker van de prins er een koets op nahield, “hetgeen in die tijd een grotere luxe was dan een Rolls-Royce heden ten dage”.

In de twintigste eeuw is het vooral prins Bernhard sr. geweest, die het gezicht heeft bepaald van het koninklijke rijgedrag. Misschien herinnert u zich nog dat de prins vlak voor zijn dood in 2004 een open brief naar de Volkskrant heeft gestuurd, waarin hij onder meer refereerde aan een auto-ongeluk dat op 29 november 1937 nabij Diemen plaatsvond. Op zijn eigen, sportieve wijze was de prins aan komen rijden, maar helaas werd hem de weg versperd door een lompe zandauto. De prins herstelde gelukkig snel, wilde vervolgens een procedure beginnen tegen de vrachtwagenchauffeur, maar koningin Wilhelmina maakte aan dat voornemen een eind aan met de opmerking: “Wij voeren geen processen”.

Prins Bernhard.jpg

Ontegenzeggelijk heeft prins Bernhard veel van die gebeurtenis opgestoken, want in 1953 hield hij bij de opening van de Veilig Verkeer Week een redevoering met de titel: “Nemen wij voorrang of geven wij voorrang?”.

In zijn voordracht, te herlezen in het standaardwerk Vijftig toespraken van Prins Bernhard (Ten Have, 1961), zei de prinsgemaal: “Het is mijn bedoeling deze vraag op een niveau te brengen dat uitgaat boven dat van recht en reglement. Ik raak hiermede andere begrippen aan, namelijk die van fatsoen, beleefdheid, zelfbeheersing en sportiviteit, welke worden gedragen door de innerlijke beschaving van het individu. Een dergelijke houding, waarbij de ethische opvatting van zijn gedragingen op de weg voorrang heeft boven het gebruik maken van zijn rechten zonder meer, zou veel moeilijkheden en misverstand voorkomen. Het is een innerlijke discipline, geboren uit een vrijwillig aanvaarde levensstijl, die de veiligheid van het verkeer in hoge mate kan bevorderen”.

Die woorden klinken nog opmerkelijk vitaal in een tijd dat snel klaar staat met de middelvinger. De diepe waarheid ervan ondervond de prins zelf, toen hij in 1954 tussen Den Haag en Utrecht opnieuw werd geschept door een vrachtauto, waarvan de chauffeur niet had nagedacht over de ethiek van zijn handelen. Dat de verkeersmores ook in het buitenland wordt veronachtzaamd, moest de prins in 1973 ervaren, toen zijn Ferrari – niet ver van Porte Ercole – ondersteboven werd gereden door een Fiat.

zandvoort2.jpg

Dat de liefde voor het sportieve rijden aangeboren is, bewezen prins Johan Friso (203km gemeten) en prins Maurits (112km in de bebouwde kom), terwijl Willem-Alexander in 1995 op de Duitse autobaan werd aangehouden. Al snel bleek echter dat de beveiligingsauto die vlak achter de kroonprins reed, hem tot een te hoge snelheid had voortgestuwd.

In dit vervolgverhaal zij wij nu beland bij de prinsen Bernhard jr. en Pieter Christiaan. Ik zag het niet alleen, maar ik hoorde het ook: een enorme knal en buitelende auto’s, vlak na de Arie Luyendijkbocht. Debutant Pieter Christiaan raakte de auto van medecoureur Henry van Os, die vijf keer over de kop ging. Volgens De Telegraaf sprong de prins onmiddellijk “uit de auto om te kijken of hij kon helpen”. Manhaftig, maar eigenlijk zijn daar zijn anderen voor. Die auto van Van Os had wel kunnen ontploffen.

“Als je de top wilt bereiken”, heeft Stirling Moss gezegd, “moet je na een ongeluk meteen weer de auto in”. Maar na paar dagen later zag ik de prins, die bij mij in de buurt woont, langs trappen op zo’n trendy bakfiets, met zijn kind voorin. Ik keek met ontroering naar het tafereel en dacht aan ons aller moeder: koningin Beatrix. In de komende kersttoespraak zal zij haar zorg uitspreken over het milieu en een oproep doen om zuinig te zijn met grondstoffen.

De Volkskrant, 16 april 2007.