Topdrie van vrouwelijke lichaamsdelen

Boeken etc

Muggepuut
Herman Brusselmans
Uitgeverij: Prometheus

Met Herman Brusselmans kom je nog eens ergens. De eerste recensie, die verscheen over zijn nieuwste roman Muggepuut, valt te lezen op de weblog van Zwitser Leven Nederland. Dat Brusselmans al eens een liason was aangegaan met het Kruidvat wist ik, maar dat hij kennelijk ook het Zwitserlevengevoel vertegenwoordigt, is geheel nieuw voor mij. Zo’n schrijver moet wel een veelzijdig man zijn.

En natuurlijk ook een productief man, maar dat wisten we al.

Hijzelf zegt dat Muggepuut zijn 38ste roman is, maar diverse Brusselmans-kenners spreken van zijn 42ste. Ik zal het niet natellen. Wij weten dat Brusselmans twee boeken per jaar laat verschijnen en op www.zwitserleven.nl zegt hij dat er per titel zo’n 15.000 exemplaren over de toonbank gaan.Van zulke royalties kun je aardig leven, al kom je daarmee nog niet in de regionen van de pensionado’s die op op hun Zwitserleven luchtbedden ronddobberen op het warme water van de Zwitserleven oceaan.

De vraag is natuurlijk: wat trekt Zwitser Leven zo aan dat dit verzekeringsbedrijf van het goede leven de nieuwe roman van Brusselmans met zo veel urgentie laat bespreken?

Muggepuut1.jpg

Ik vermoed de stijl en het woordgebruik en ik heb daarvan, speciaal voor u, een klein boeketje gemaakt. Zo komen wij in Muggepuut onder meer tegen:

“Er komt veel pis, kak, kut en lul in voor”.

“Nou, die Lore, die heeft hem al flink van jetje gegeven, maar neen hoor. Anuslikken had ze bijvoorbeeld nooit gedaan”.

“De ene kon niet verkroppen dat de andere zijn vrouw vol sperma had gespoten. Hij had de bewijzen gevonden in haar kut”.

“Two in the pink and one in the stink. Dat wil zeggen: je steekt twee vingers in de vagina en één in je hol”.

“Muggepuut was niet naar bed gegaan met Lore, mede omdat hij misschien in contact zou komen met stront uit haar lijf of oude urine uit haar kut”.

“Ik zat al aan hoofdstuk vijf en er is nog geen enkele keer het woord ‘scrotum’ in gebruikt”.

“Hij zei laatst nog op de tv dat zijn topdrie van favoriete vrouwelijke lichaamsdelen de preut op nummertje twee staat”.

“Zij rook onbeschrijflijk onfris uit haar bek. Zo’n geur had Danny potverdorie nog nooit geroken: Voor zo’n geur moest verdikkeme nog een term worden uitgevonden . Als je ‘m al met een andere geur kon vergelijken was het die van een portie keutels die te lang op de stoof hebben gestaan”.

“Daarna zei ze: ‘Oei, ik moet kakken’”.

“Ik hoef met geen levende ziel rekening te houden en als ik zin krijg, steek ik wel een met zand gevulde sok in mijn vagina”.

“Poepen met Enrico doe ik niet. Nu en dan trek ‘m wel ‘ns af en dan heeft hij een orgasme als een baviaan”.

“Hij startte alvast met het voorspel, door Annemarieke om te keren en z’n neus tussen de kaken van haar gat te douwen en hevig in en uit te ademen. Daar werd ze geil van. Hij voelde even haar preut en effectief, die was nat”.

“Zo meteen zal ik hem ‘ns laten schijnen in je reet, kloefkapper”.

“Tot je me scheten hoort laten. Daar zitten altijd een paar kanjers tussen, dat kan ik je verzekeren”.

“Wie noten eet zal weinig last hebben van diarree. Hetzelfde met bananen. De eerste aap die diarree heeft moet ik nog tegenkomen”.

Enzovoort, enzovoort en enzovoort.

Nu is het met citaten als met statistieken: je kunt er alles mee bewijzen. Maar toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat er een zekere moedwilligheid geslopen is in de Brusselmans hang naar het platvloerse. Er wordt in Muggepuut wat af gescheten, gestonken en gepoept, waarmee in dit Vlaamse geval niet wordt bedoeld gepoept, maar uiteraard geneukt.

Hoewel, er wordt meer gepraat over poepen dan dat er daadwerkelijk en daadkrachtig wordt gepoept. Bij Brusselmans is het leven toch al geen verheven aangelegenheid, maar in deze roman wordt het bestaan vrijwel geheel teruggebracht tot leuteren in het café, zuipen, en het poepen van vrouwen die vooral opvallen door hun oneffenheden, zoals daar zijn: een puist, spataderen, of dikke tieten.

Mulisch heeft eens opgemerkt dat een auteur die de mens hoofdzakelijk beschrijft als een wandelende zak met stront misschien wel gelijk heeft, maar op den duur weinig vreugde zal beleven aan zijn ambacht. Het is even leuk, maar tenslotte wordt het inderdaad eentonig. Het einde der discussie komt als in Muggepuut mismoedig wordt vastgesteld dat wij als lezers niet al te veel moeten zeuren. De auteur kan er nu eenmaal ook niks aan doen dat deze roman gaat over iemand met diarree.

Onlangs heeft Brusselmans toegegeven dat hij slecht is in het bedenken van plots. Tevens wekte hij de indruk zich bij dit manco te hebben neergelegd. Dat betekent dat er niets anders opzit dan maar ergens met schrijven te beginnen en te zien waar het schip strand, of – als je niet van Brusselmans werk houdt – waar de spuitpoep niet langer langs de benen naar beneden druipt. Ik vind die fatalistische onmacht ten aanzien van vorm en compositie toch enigszins spijtig, te meer omdat ik De man die werk vond (1985) en Het einde van mensen in 1967 (1999) als kleine meesterwerken beschouw, die behoren tot het beste wat onze literatuur te bieden heeft.

Toegegeven, ook zonder gebeurt er toch wel het een en ander. Er is een schrijver, Danny Muggepuut, die boeken fabriekt met titels als Onze planeet is een bolletje, Geweldloos beffen en De stoverij van de gebroeders Van Reeth – oh, daar gaan we weer. Tevens speelt Danny coach van een zaalvoetbalteam, een stelletje ongeregeld, dat meer met een pilsje in de hand loopt dan met een bal aan de voet. Er gaat natuurlijk van alles mis, er is een blinde jongen en opeens zit Danny ook in een gestolen auto. Of dat allemaal iets met het verhaal te maken heeft, doet er eigenlijk weinig toe. Inmiddels is Brusselmans in zijn schrijverschap zo ver gevorderd dat er bij hem hele kolonies mussen zonder enige reden van de daken kieperen.

Natuurlijk valt er bij Brusselmans ook altijd wel wat te lachen. Het is soms een beetje André van Duijn-achtig, maar onbeschaafder en kwaadaardiger. Toch zal het niet toevallig zijn dat er in Muggepuut ook een paard in de gang staat – jajaja, een paard in de gang, o o een paard in de gang bij buurvrouw Jansen. Enzovoort. Toen Brusselmans onlangs optrad in De wereld draait door viel het mij weer eens op hoe geestig hij kan zijn, maar in Muggepuut bezweek ik regelmatig onder al die humor. Ik wil Brusselmans niet vergelijken met Kluun en ik wil ook niet zeggen dat Muggepuut allemaal kuut is, maar voor mijzelf heb ik vastgesteld dat deze 38ste of 42ste roman beslist niet Brusselmans beste is.

HP\De Tijd, 6 april 2007