De demonen van Gerrit Krol

Boeken etc

Duivelskermis
Gerrit Krol
Uitgever: Querido

Zo’n zeven jaar geleden werd bij Gerrit Krol parkinson geconstateerd, een aandoening die door Schopenhauer “de geldtellersziekte” is genoemd. Parkinsonpatienten maken namelijk met hun vingers voortdurend het gebaar van iemand die zegt dat iets geld kost. Het is geen ziekte waar een mens gemakkelijk overheen kan stappen. Dat heb ik van tamelijk dichtbij kunnen waarnemen bij Karel van het Reve, die ook aan Parkinson leed. Karel kreeg daar medicijnen voor, die – naar hijzelf zei – werden gefabriceerd uit het weefsel van een menselijk foetus.
Of dat waar is, weet ik niet, maar de gedachte dat hij langer zou leven dankzij iets dat nog niet geboren was, hield Karel bijzonder bezig.

Na een paar jaar maakte de ziekte Karel het schrijven vrijwel onmogelijk, en besloot hij er verder maar het zwijgen toe te doen. Weer wat later stierf hij, misschien niet eens ten gevolge een acute aanval van parkinson, maar door achteloosheid in het medisch handelen – zo althans, heb ik het begrepen.

Gerrit Krol heeft de beslissing genomen om niet te zwijgen. In zijn nieuwste boek Duivelskermis heeft hij in nog geen honderd pagina’s op een romanteske wijze vastgelegd wat hem is overkomen, sinds bij hem de fatale ziekte werd geconstateerd.

Duivelskermis.jpg

“Dan weet ik tenminste waaraan ik doodga”, zei hij droogjes tegen de arts.

Parkinson ontstaat door gebrek aan een stof, die dopamine heet. Wie de boeken van Oliver Sachs kent, is deze stof al eerder in een literaire omgeving tegengekomen. Levodopa is een surrogaat dat het gebrek aan dopamine opvangt, maar het heeft onaangename bijwerking.

“Het creëert”, aldus Krol, “spoken, demonen en macabere toestellen waarvan je je geen voorstelling kunt maken als je ze niet gezien hebt”.

Krol nam het medicijn. En niet veel later begon hij aan zijn boek.

Het is altijd een hachelijke aangelegenheid om over je eigen kwaaltjes te schrijven. Het gevaar dreigt dat je als een oud besje anderen begint lastig met allerlei mensonterende details die beter bewaard hadden kunnen blijven voor spreekkamer van het bejaardentehuis. De pispotarcheologie is niet altijd even boeiend, en je moet een werkelijk schrijver zijn om je het onderzoek naar de meest individuele uiting van de meest individuele expressie literair te kunnen overleven. Gerrit Krol is het gelukt, maar je hoort de wagen piepen en kreunen.

Ik kan mij voorstellen dat Krol zich heeft afgevraagd of hij zijn ziekte in een roman moest vangen. Het had ook voor een min of meer zakelijk verslag kunnen kiezen, dat zijn Werdegang als patient beschrijft. In dat geval was het een boek geworden dat vooral andere parkinsonpatienten zou hebben aangesproken, en minder geschikt was voor het literaire publiek. Krol heeft tenslotte gekozen voor fictie en niet voor non-fictie. Een beetje jammer vind ik dat wel, wat niet wegneemt dat het resultaat zoals neergelegd in Duivelskermis er wel degelijk mag zijn.

De keuze voor fictie ervaar ik ten dele ook als een vlucht voor de werkelijkheid die misschien nog veel erger is. Duivelskermis is een romantische, Jeroen Bosch-achtige weergave van een wereld, waar niets is zoals het lijkt. Krol heeft zijn vervormde wereld ook nog eens literair vervormd, en daardoor weet je als lezer niet altijd waar je aan toe bent. Duivelskermis is ontegenzeggelijk het minst zakelijke – zeg maar het meest absurdistische – boek dat Krol in zijn leven heeft geschreven. Als liefhebber van de koele kant van Krol kan ik dat betreuren, maar op zichzelf is het al indrukwekkend genoeg dat Krol zo intens over zijn ziekte heeft kunnen schrijven.

Hoofdpersoon in Duivelskermis is Albert, een parkinsonpatient die in Zuid-Limburg op zoek gaat naar een vrouw, die een paar jaar geleden plotseling uit zijn leven is verdwenen. In feite is deze Maria – want zo heet ze – een van de demonen, die hem lastig vallen en achtervolgen, sinds hij zijn medicijnen inneemt. Overal komt hij deze demonen tegen. Als hij zijn hotelkamer binnenstapt, zitten daar vreemde wezens met groene gezichten. Soms heeft hij de indruk dat hij er op eentje gaat zitten. Of zo’n wezen is juist bezig een schilderij doormidden te zagen, wat mee blijkt te vallen als Albert de volgende dag de schade aan het schilderij inventariseert. Vreemd, het is hersteld. In veel opzichten doet Krols Duivelsverzen aan Bernlefs Hersenschimmen denken en met een fantasierijke scenarist zie ik een (televisie)film voor me.

In de stoet van demonen die aan Alberts geestesoog voorbij trekken, bevinden zich nogal wat vrouwen. Dat is niet helemaal toevallig, want Albert selectieve blik vergroot voortdurend uit wat hem dwangmatig fascineert. Zo stuit Albert telkens op bijzondere beautycontest, de Trophe de Décolleté. De schrijver maakt daarmee een knipoog naar een van zijn vroegste romans, De ziekte van Middleton, waarin de obsessie voor de vrouwenboezem het onderwerp is.

Het lijkt erop alsof Krol in deze roman wil zeggen dat het de vrouwen zijn, die hem ten grave zullen dragen. “Heb je wel ’s gehoord van Valerie Solanas?”, vraagt Irmgard, een van die vrouwelijke spoken aan Albert. En op zijn ontkennend antwoord zegt ze: “Nee? Zij is de vrouw die ik het meest bewonder”.

Valerie Solanas was een radicale feministe. Als oprichtster en enig lid van de Society for Cutting up Men was ze er trots op dat ze had geprobeerd Andy Warhol neer te schieten. Het was een knullige aanslag die mislukte, maar wat Solanas probeerde met Warhol, doet wraakgodin Irmgard heel wat beter met háár mannen. Stuk voor stuk is het met die mannen niet goed afgelopen, en ook Albert hoeft zich geen illusies te maken. Op de laatste dag van zijn verblijf in Limburg loopt hij over de hei, hopend dat hij nog één keer met Irmgard zal mogen “raggen”. En ja, hoor, daar staat ze en ze zing als een Sirene: “Pak me dan, als je kan!”.

Albert rent op haar toe, struikelt en valt in een gat dat niets anders dan zijn graf kan zijn.

Met Duivelskermis heeft Krol in kort bestek de schaduwen beschreven die over het laatste deel van zijn leven trekken. Het is waanzin, gekleed in eenvoudige taal. De dood komt met de kermisklanten, of zoals Krol zelf schrijft: “Het is een absurd gevecht dat vaak hilariteit opwekt, maar dat hoe dan ook niet te winnen is”.

Toch heeft de schrijver met dit boekje de nederlaag nog even uitgesteld.

HP\De Tijd, 15 juni 2005