Doe vooral niets, anders speel je Wilders in de kaart

Columns

Nog geen dag was ik terug van vakantie of ik vond al het verzoek in mijn mailbox om lid te worden van een steuncomité. De mails werden aangekondigd met “strikt vertrouwelijk”, of zelfs “geheim”, alsof het een zaak van staatsveiligheid betrof. Een jonge afvallige moslim werd bedreigd en kleine groep mensen wilde hem laten weten dat hij het volste recht op afvalligheid had.

Persoonlijk gun ik iedereen zijn eigen geloof of bijgeloof, zo lang ik of andere andersdenkenden daar maar geen last van hebben. Bedreigen en molesteren leek me echter iets waar andersdenkenden wél last van hebben en dus dacht ik erover na lid te worden. Eigenlijk doe ik zoiets nooit. Als journalist moet je nergens lid van zijn, vind ik. Straks doet jouw club iets verkeerds en wordt er een beroep gedaan op je solidariteit om daar je mond over te houden. Maar dit keer leek het mij een eenvoudige burgerplicht, waar niemand echt bezwaar tegen zou kunnen hebben. Ik werd daarom na ampele overweging lid van het steuncomité. In de dagen daarna kon ik op mijn gemak kennis nemen van de overwegingen van degenen die ook voor het steuncomité waren benaderd, of nog moesten worden benaderd. Ik begreep dat het voor velen een ware morele worsteling was geweest.

Jami.jpg

Wij leven nu eenmaal in Nederland.

De volgende overwegingen kwam ik tegen. Ik schrijf ze maar door elkaar op, zoals ze ook zo ongeveer in de pers tot mij kwamen.

Ik word geen lid, want dat zaait allemaal maar haat. Ik word geen lid, want dat zet de gematigde moslims alleen maar nodeloos onder druk. Ik word geen lid, want dat speelt alleen maar Geert Wilders in de kaart. Ik word geen lid, want toen ikzelf van mijn katholieke/protestante/gereformeerde/joodse geloof afviel, had ik ook geen steuncomité nodig. Ik word geen lid, want de bühne waarop dat steuncomité opereert, stinkt. Ik word geen lid, want die mensen van dat steuncomité willen allemaal zelf met hun kop in de krant. Ik word geen lid, omdat die afvallige moslim het er naar heeft gemaakt. Ik word geen lid, omdat die afvallige moslim de andere moslims heeft beledigd, en met beledigingen bereik je nooit wat. Ik word geen lid, want Theodor Holman is ook lid van dat comité.

Dat laatste werd gezegd door Alexander Pechtold, de partijleider van D’66. Ik vond het een verhelderende opmerking, want ik begreep ineens waarom ik nooit lid van D’66 ben geworden. Er is altijd wel iemand lid van zo’n partij, aan wie je een hekel hebt.

Overigens ging het ook bij degenen die wel hun steun betuigden niet van een leien dakje. Bij hen trof ik de volgende overwegingen aan. Ik word juist lid om Geert Wilders niet in de kaart te spelen. Ik word juist lid, omdat er een einde moet komen aan het debunken van de Partij van de Arbeid. Ik word lid, omdat wij niet in dezelfde fout moet vallen als destijds met Janmaat. Intellectuelen moeten dit soort zaken niet aan de onderbuik van de samenleving overlaten. Enzovoort.

Nederland is zo verpolderd dat het niet meer mogelijk lijkt zo maar, zonder voorwaarden, iemand te steunen die wordt bedreigd. Er is altijd wel wat om van je steun af te zien. Dat maakt Nederland ook tot een land met een zekere ingebakken lafheid. Het is natuurlijk geen toeval dat in de oorlog nergens zo veel joden zijn weggevoerd als juist in Nederland. Maar dat moet je natuurlijk niet hardop opzeggen, want daarmee speel je vast weer Wilders in de kaart.

Binnenlands Bestuur, 24 augustus 2007