Hophophop, sociaaldemocraten!

Beweringen en bewijzen

Met de sociaaldemocratie ben ik opgegroeid. Eén keer in het kwartaal, juist als wij aan tafel zaten en mijn moeder wilde opscheppen, werd aan de deur gebeld. Mijn vader vloekte, want hij hield er niet van om gestoord te worden als de aardappels dampend op tafel stonden. Even later verscheen een man met rossig haar en een pokdalige kop uit het trapgat. Hij kwam de contributie voor de PvdA ophalen. Gesproken werd er niet en de partijgenoot werd evenmin uitgenodigd aan te schuiven. Even later daalde de man weer in het trapgat af. Wat in de partij gebeurde, kon thuis rekenen op een warme belangstelling. Mijn vader ging naar partijvergaderingen en in de verkiezingstijd werd een plakkaat voor het raam gehangen.
Wel kwam de liefde voor de partij steeds meer onder druk te staan. Op een keer kreeg de PvdA een flinke knauw bij de verkiezingen. Mijn vader luisterde altijd naar de wekelijkse radiopraatjes van Klaas Voskuil, hoofdredacteur van het socialistische dagblad Het Vrije Volk, en tevens vader van de latere schrijver J.J. Voskuil.

Klaas Voskuil.jpg

“Wat een kansen de volgende keer!”, zo begon Klaas Voskuil zijn praatje, waarna hij uiteen begon te zetten welke enorme voordelen die verkiezingsnederlaag opleverde. Mijn vader ontplofte. Zoveel gebrek aan zelfkritiek bij de partij had zelfs hij niet verwacht. Naar wat er toen gebeurd is, moet ik raden, maar die man met dat rossige haar en die pokdalige kop heeft nooit meer onze trap bestegen.

Voor mij is de sociaaldemocratie nog altijd een verwijzing naar mijn ouderlijk huis. Ik denk er vaak met genegenheid en weemoed aan terug, maar ik ben ook blij dat ik er niet meer dagelijks hoef te wonen. Toch grijpt het me telkens weer aan als ik sociaaldemocraten zie stumperen en klungelen. Andere politici doen dat natuurlijk ook op grote schaal, maar bij sociaaldemocraten voel ik het bijna fysiek. Pijn in mijn hoofd, buik, ballen, telkens als een sociaaldemocraat begint uit te leggen dat krom eigenlijk recht is.

Binnen één week was het zelfs drie keer raak, wat een record moet zijn.

Eerst was er Jan Pronk, die PvdA-voorzitter wilde worden. Op zichzelf was dat al een post, die die man nooit had moeten ambiëren. Maar toen ging Pronk zeggen dat Balkenende, de premier van het kabinet waarin zijn partij zitting heeft, een leugenaar is. Goed gebruld, leeuw, vonden veel leden, maar toen er gedoe over kwam, beweerde Pronk ineens: “Wanneer je in de politiek een leugen hanteert ben je nog geen leugenaar”.

Ja, en wanneer je in de politiek maar wat babbelt, ben je nog geen babbelaar. En wanneer je in politiek een moord pleegt, ben je nog geen moordenaar. Deze typische Pronk-logica kwam volledig tot ontplooiing in de krankzinnig ingewikkelde verkiezing voor het voorzitterschap. Pronk kreeg weliswaar de meeste stemmen, maar ja, als je in de politiek de winst hanteert ben je nog geen winnaar. Sterker nog: Pronk werd als verliezer afgeserveerd.

De tweede zaak, waarbij sociaaldemocraten zich tot een verbazingwekkend gestuntel hebben laten verleiden, is die van het burgemeestersreferundum in Utrecht. Hoe de uiteindelijke keuze tot stand is gekomen, doet er nauwelijks toe, maar het resultaat was dat er twee kandidaten, beiden lid van de PvdA, naar voren werden geschoven. Het meest ongelooflijke van de hele kwestie is dat die twee PvdA’ers, Ralph Pans en Aleid Wolfsen, niet onmiddellijk hebben gezegd: “Willen jullie ons soms belachelijk maken? Zo gaan wij dat niet doen”. Want zelf als Pans en Wolfsen twee uitstekende kandidaten zouden zijn – daadkrachtig en onkreukbaar, wat ik onmiddellijk aanneem – dan nog had elke kleuter kunnen voorspellen dat er gedonder van zou komen.

Door toch maar met elkaar te gaan debatteren, hebben de twee kandidaten zichzelf gratis tot schietschijf gemaakt. Pans heeft nu voorgesteld om ook andere kandidaten te laten meedoen, maar het is al te laat. Zich rekenschap gevend van hun eigen naïveteit zouden de twee er verstandig aan doen zich eerst helemaal terug te trekken.

En dan is er de derde kwestie: het referendum over het hervormingsverdrag van de Europese Grondwet. Hoe ze het telkens bij de PvdA voor elkaar krijgen, mag gerust een wonder heten, maar de fractie moet nu in de Kamer tegen stemmen, terwijl ze altijd voor zo’n referendum is geweest. Aan juristen en politieke fijnproevers valt het misschien allemaal uit te leggen, maar je moet wel een zeer gevreesd dompteur zijn om je achterban dit te laten slikken. Verwacht kan bovendien worden dat de PvdA straks erg trots gaat doen als allerlei terechte versoepelingen van het ontslagrecht worden tegengehouden.

Zou het niet verstandiger zijn dit EU-referendum, tegen wil en dank, toch te laten doorgaan? De voorstanders kunnen dan eindelijk Marijnissen en Wilders verslaan, wat toch een keer moet gebeuren. Als je een ja krijgt, ben je voor eens en voor altijd van het gezeur af en organiseer je nooit meer een referendum.

Hophophop, sociaaldemocraten!

de Volkskrant, 27 september 2007