Het Museumplein: stel Amsterdam onder curatele

Beweringen en bewijzen

Op de dag dat het Ruimtelijk Planbureau een rapport publiceerde over wat “de verrommeling van Nederland” schijnt te heten, las ik in Het Parool een bericht over de renovatie van het Amsterdamse Museumplein. De PvdA heeft voor de herinrichting minder geld over dan aanvankelijk was toegezegd. De Amsterdamse sociaaldemocraten vinden plotseling dat ook “de bedrijven rond het plein de beurs moeten trekken”.

Als ik die bedrijven rond het plein één raad mag geven: doe dat niet!

Elke eurocent die aan weer een nieuwe renovatie van het Museumplein wordt uitgegeven, is weggegooid geld. Mocht het ooit nog wat worden met dat plein, dan moet de gemeente Amsterdam, wat dit project betreft, eerst onder curatele worden gesteld.
Nog beter zou het zijn wanneer Amsterdam de zeggenschap over het plein geheel wordt ontnomen en wanneer de verantwoordelijkheid in handen wordt gelegd van een stichting of een organisatie, die zich uitsluitend laten leiden door deskundigheid en oog voor kwaliteit.

In 1999 is voor het Museumplein voor miljoenen ingericht door de Deense tuinarchitect Sveg-Ingvar Andersson, die in de volksmond al snel de tuinkabouter Andersom werd genoemd. Indertijd ben ik eens gebeld door iemand, die Andersson op inspraakavonden had horen spreken. Het was haar daarbij opgevallen dat de architect het voortdurend had over het “Museumplain”. Vermoedelijk had hij dat woord overgenomen van Amsterdamse ambtenaren, die vaak moeite hebben met vreemde talen. Plain betekent vlakte; verschillende woordenboeken geven zelfs de omschrijving “een onversierde of lege vlakte”. Zodoende heeft Andersson gedacht dat ze in Amsterdam een enorm grasveld wilden. Was daarentegen het woord Museumsquare gebruikt, dan zou Andersson vermoedelijk een echt plein hebben ontworpen. Dat er nu voor het Rijksmuseum een desolate vlakte ligt, is het resultaat van een vertaalfout. Ik geef toe: het is slechts een theorie, maar mij lijkt die heel plausibel.

Museumplein3.jpg

Ook na de grote renovatie van 1999 is het op het Museumplein een rotzooitje gebleven. Er was altijd wel wat stuk en wat moest functioneren, functioneerde niet. Het fonteintje aan de kop heb ik het nooit zien doen. De verlichting van het voetpad, dat dwars over het plein loopt, heeft alleen in de eerste weken wat geknipperd. De parkeergarage voor de bussen bleek zo nauw te zijn dat de grootste bussen er niet in konden.

Van de lullige lantaarnpalen die bij het Amerikaanse consulaat in een rondje staan, en die daarom hoogmoedig “de cirkel van licht” worden genoemd, zijn altijd wel een paar peertjes kapot. De drainage van het grasveld werkt slecht, zodat in het plein in dagen van regen verandert in een moeras. Bij de Albert Heijn lekte het naar binnen, en dat gold trouwens ook voor die Japanse peperbus die aan het Van Gogh Museum is gebouwd. Wist het grasveld zich ondanks klimatologische aanslagen te herstellen, dan werd Ajax kampioen of kwam er een uitmarkt, zodat er weer een afgetrapte boel achterbleef.

Wel was Museumplein een ideale locatie voor het Amsterdamse gemopper dat de gemeente er weer een potje van had gemaakt. Als ik het mij goed herinner, heeft de verantwoordelijke stadsdeelraadvoorzitter, die destijds de ene tegenslag na de andere voor de kiezen kreeg, nog zelfmoord gepleegd. Dus als ik lees dat Egbert de Vries, de huidige stadsdeelvoorzitter, de woorden “allure” en “visitekaartje” weer in de mond neemt, zou ik hem uit alle macht willen waarschuwen. Dit plein is verdoemd. Ik bedoel: als de PvdA denkt dat vijf miljoen genoeg is om een groot plein internationale allure te geven, kun je net zo goed meteen naar Lutjebroek verhuizen.

Die andere vijf miljoen moet worden opgebracht door bedrijven, en dan met name door de ING. Waarom de ING dat geld op tafel moet leggen, is niet duidelijk, tenzij de bank de toestemming krijgt het logo groot op alle dakens van de musea te hijsen. Dat het Museumplein er na acht jaar weer zo troosteloos bij ligt, komt niet – zoals Egbert de Vries ons wil laten geloven – door “de dynamiek van de stad”, maar omdat er altijd maar wat aan gemodderd is met dat plein. En het modderen gaat gewoon door, zodat over vijf jaar weer een nieuwe renovatie op het programma zal staan.

Mooi Nederland het programma waarmee VROM-minister Cramer de verrommeling wil bestrijden, maar in feite bestaat mooi Nederland helemaal niet meer bestaat. Wat nog wel bestaat, is de herinnering, de illusie in de gedaante van een kronkelend beekje, een rietkraag of een bloeiende heide. “Natuur is voor tevredenen of legen”, schreef J.C. Bloem. Deze dichter was misschien geen visionair, maar uit de volgende regels blijkt dat hij zijn tijd ver vooruit was: “Geef mij de grauwe, stedelijke wegen/ De in kaden vastgeklonken waterkant/ De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand/ Door zolderramen, langs de lucht bewegen”.

Dat schoonheidsideaal zullen wij in de toekomst noodgedwongen omhelzen. Ik heb nu al heimwee naar de kasseien van de autoweg, die eens breed over het Museumplein liep.

Natuur-Bloem.jpg


de Volkskrant, 1 november 2007