August, de slijter en de dood

Beweringen en bewijzen

“De dood van een enkeling is een tragedie, maar de dood van miljoenen is statistiek”, heeft Joseph Stalin gezegd. Ergens daar tussenin ligt mijn gevoel als ik tegen oud en nieuw de traditionele krantenpagina’s bekijk, waarop de fotootjes staan afgedrukt van hen die ons het afgelopen jaar zijn ontvallen. Sommigen kende ik persoonlijk, van anderen kende ik alleen de naam en van de rest had ik niet of vagelijk gehoord.

Om met de laatste groep te beginnen: degenen die daartoe behoren, zijn voor mij statistiek. Teun Tolman (83), een Friese boer die nog voor de CHU in de Tweede Kamer heeft gezeten, roept geen aha-Erlebnis op. De naam Aart Koopmans (60), grondlegger van de alternatieve Elfstandentocht, zegt mij ook niets.
Groot is deze groep overigens niet, want wil je als prominente dode de krant halen, dan moet je tijdens je leven toch op de een of ander manier in het nieuws zijn geweest.
Groter is de groep van degenen, van wie ik alleen de naam ken.

Dick van Bommel.jpg

Toch heb ik bij een naam soms een speciale herinnering. Dick van Bommel (79) bijvoorbeeld, de sportverslaggever voor de NCRV. Eerst versloeg hij voetbalinterlands voor de radio, later voor de televisie. Hij bleek toen ineens een onaantrekkelijke man met een bril te zijn, die veel te veel praatte. Mijn vader heeft in de krant nog een fel stukje tegen geschreven, omdat Van Bommel bij elke bal die naast ging, niets anders wist te roepen dan: “Oeioeioei!”. Ik herinner mij een liedje uit die tijd met de tekst: “Oeioeioei, daar komt me weer een loei, die daar het doel inwoei”.

Wie ik wél graag had willen ontmoeten, is de componist Hans Asselbergs (53). Twee jaar geleden was ik van plan naar Trillende grond te gaan, zijn stuk voor kamerorkest en heimachine, maar helaas is het er toen niet van gekomen.
Wij komen nu bij de groep doden, met wie ik wel eens een paar woorden heb gewisseld.

August Willemse.jpg

Een speciale herinnering bewaar ik aan August Willemsen. Ik zou hem voor de radio interviewen over zijn boek De Val, dat gaat over zijn martelende alcoholverslaving die hij met veel moeite had overwonnen. Een prachtig boek, komisch maar vooral ook tragisch, dat ik iedereen met gevoel voor menselijke tekortkomingen, zou willen aanbevelen.

Toen de uitzending begon, was August Willemsen helaas niet aanwezig. Vreemd, want het gebeurde eigenlijk nooit dat een schrijver de gelegenheid voorbij liet gaan om een vol uur over zijn nieuwe boek te praten. De uitgever van Willemse stond handwringend bij de deur op de uitkijk.

Gelukkig was er ook nog een tweede gast, een vertaler met Hongaars als specialiteit, voor wie ook tien minuten waren ingeruimd. Het gevolg was dat wij een uur lang over de schoonheid van het Hongaars hebben gesproken. Na de uitzending hebben wij met man en macht naar August Willemsen gezocht, maar geen spoor. De volgende dag belde de politie dat hij was gevonden in een struik bij de Bijlmer, waar hij lag te slapen. Hij was weer veilig thuis.

Niet lang daarna werd bekend dat Willemsen verliefd was geworden op een Australische vrouw, die hij tegen het lijf was gelopen. Hij zou naar Australië emigreren, wat hij ook deed. Maar een paar jaar geleden trof ik hem op oudejaarsdag aan in de slijterij, hier bij mij om de hoek. Toen ik hem de hand wilde schudden, gaf hij mij de linker, want zijn rechter hield hij angstvallig achter zijn rug, vermoedelijk om er een fles mee vast te houden. Nee, zei hij, hij was niet alleen, maar nu moest hij gaan. Er wachtte iemand op hem. Op de oudejaarsdag moet ik daarom altijd even aan hem denken. August Willemsen is 71 jaar geworden.

Schelto Patijn.jpg

Wie ik graag tegenkwam, was Schelto Patijn (70). Ik vond hem de beste Amsterdamse burgemeester van na de oorlog. Op een zomerse dag lag ik aan het strand in Zeeland, toen Patijn langsliep. Ik probeerde hem te groeten, maar hij keek dwars door mij heen. Later bleek Schelto nog een tweelingbroer te hebben. Als het aan mij had gelegen had die tweelingbroer hem in Amsterdam opgevolgd.

In deze religieuze tijden moet de vraag worden gesteld of al deze doden naar de hemel of naar de hel gaan. Volgens Koos Speenhoff (1869-1945), de legendarische zanger van het levenslied, is het in de hel “een vrolijke boel” en “een drukte van belang”, terwijl men in het paradijs overdrachtelijk sterft van de verveling. Volgens Speenhoff zit Multatuli daarom in de hel. Ik vermoed dat August Willemsen, Fons Rademakers (86), Aad Nuis (74), Bart Tromp (62) en Gert-Jan Dröge (64) hem daar gaan opzoeken en dat iemand zal vragen op W.F.Hermans misschien in de buurt is.

Jammer voor Jos Brink (65), die nog een musical over Multatuli heeft gemaakt. Maar Jos gaat vast en zeker naar de hemel.

de Volkskrant, 26 december 2007