Henk Romijn Meijer: the public is a lost case

Columns

De schrijver Henk Romijn Meijer, die deze week op 79-jarige leeftijd is overleden, citeerde graag de uitspraak van de Amerikaanse dichter Robert Lowell: “The public is a lost case”. Het publiek is een verloren zaak. De waarheid ervan heeft Romijn Meijer zelf bij verschillende gelegenheden ondervonden.

Hoewel zijn boeken doorgaans goed werden besproken, waren de oplagen bedroevend laag. Meestal bleef het bij één drukje van minder dan tweeduizend exemplaren. Het gevolg was dat uitgevers zijn romans niet meer wilden, want het zou toch niks worden met de nieuwe Romijn Meijer. Het televisietijdperk was net begonnen. Terwijl Gerard Reve glorieerde op de verrekijk, bleef de verlegen Romijn Meijer in de schaduw als een voor de media onaantrekkelijke persoon. “Een schrijver die nog ontdekt moet worden”, meldde het dagblad Trouw, toen een uitgever het na dertien mislukte titels toch maar weer probeerde.

Romijn Meijer.bmp

Vreemd dat het zo moest gaan, want Romijn Meijer is zijn carrière met een literaire prijs begonnen. In 1956 kreeg hij voor zijn eerste verhalenbundel Consternatie de Reina Prinsen Geerligsprijs. Toen evenwel bleek dat het publiek hem niet lustte, deden ook de juryleden er het zwijgen toe. Het zou 48 jaar duren voordat Romijn Meijer nog een keer werd genomineerd, uiteraard alleen voor de longlist.

Bij zijn dood las ik enkele necrologieën, waarbij mij het gevoel bekroop dat de literatuurredacteur van dienst geen letter van Romijn Meijer had gelezen. Vergeten gaat tegenwoordig heel snel, zeker als een schrijver nog niet eens ontdekt is. Zo fronste ik de wenkbrauwen, toen ik in NRC/Handelsblad las dat Romijn Meijer “zijn hele schrijversleven lang werd Romijn Meijer geprezen als een groot stilist met een wat zwaarmoedige inslag”. Dat Romijn Meijer een leven lang werd geprezen om zijn stilistische vermogens is een beetje een mythe. Uitgerekend met NRC/Handelsblad is Romijn Meijer een tijd lang gebrouilleerd geweest en dan speciaal met K.L. Poll, de toenmalige chef van de boekenbijlage.

Dat zat zo. Als medewerker schreef Romijn Meijer regelmatig voor Poll. Daarbij had Poll de gewoonte om Romijn Meijer diep in de nacht op te bellen, wanneer aan de andere kant van de wereld een internationaal gelauwerd auteur was overleden. In dat geval deed Poll een klemmend beroep op zijn medewerker om daar een stuk over te schrijven. Toen Romijn Meijer deze necrologieën opnam in een verzamelbundel werd diezelfde verzamelbundel door diezelfde K.L. Poll in NRC/Handelsblad volkomen afgekraakt.

K-L- Poll.bmp

Later nam Romijn Meijer tot twee maal toe revanche. “Als Poll vind dat ik in het genre van de necrologie niet volleerd ben, dan moet ik eerst nog wat oefenen”, zei Romijn Meijer tegen zichzelf en tegen zijn omgeving. Dus schreef hij ook de necrologie van K.L. Poll, getiteld: Kwesties op leven en dood.

“Een necrologie avant la lettre”, noemde Romijn Meijer zijn tegenaanval.

Het hoogtepunt van de brouille kwam een paar jaar later, toen Poll ineens weer Romijn Meijer belde, met de vraag of hij misschien het adres wist van de Amerikaanse schrijver Malamud. Die wilde Poll, van plan een reis door de Verenigde Staten te maken, namelijk interviewen. Romijn Meijer gaf Poll het adres van Malamud in New York, terwijl hij wist dat Malamud in Californië zou zijn. Hij stuurde Poll dus als een Duitser de verkeerde kant op. Dat interview is er nooit gekomen en het zal ook niemand meer verbazen dat de besprekingen van Romijn Meijer’s werk in NRC/Handelsblad niet altijd even gunstig zijn geweest. De werkelijke dood van K.L. Poll vond plaats in 1990.

Helaas is mijn ruimte op, terwijl ik nog zo veel vergeten ben. Het schrijven van een necrologie is inderdaad geen sinecure, en ook ik moet nog oefenen. Dan kunt u in de tussentijd zo’n vergeten boek van Henk Romijn Meijer lezen.

Het Parool, 1 maart 2008