Exclusieve antwoorden van J.P.Balkenende

Columns

Misschien weet u nog dat Nelleke Noordervliet en ik na de moord op Theo van Gogh een brief hebben geschreven aan de Koningin. Wij vroegen Beatrix daarin waarom zij wel een Marokkaans buurthuis had bezocht, maar niet Theo’s ouders. Wij kregen toen schriftelijk antwoord van minister-president Balkenende, die verantwoordelijk is voor het doen en laten van het staatshoofd.

Uit dat antwoord is een correspondentie voortgekomen tussen de premier en mij. Al eerder had Balkenende aan Harry Mulisch laten weten dat hij graag met intellectuelen van gedachten wisselt en ik was daarom reuze blij dat de premier in mij een geduchte sparringpartner ziet. Onze correspondentie zal ik eerdaags aan het Letterkundig Museum nalaten, want vooral de brieven van onze premier staan op een ongekend hoog niveau.

Wat is hij toch een veelzijdig man!

Opinio2.jpg

Uiteraard kwam in onze laatste brieven ook de kwestie aan de orde van de gefingeerde toespraak die het weekblad Opinio onder de naam van Balkenende heeft afgedrukt. Daarin maakte de premier enkele harde opmerkingen over de islam, die hij dus niet had gemaakt. De minister-president spande een kort geding aan die de onrechtmatigheid van de publicatie moest bevestigen, maar de zaak werd verloren, omdat het volgens de rechter overduidelijk om een neprede ging. Balkenende liet het er echter niet bij zitten en hij is nu een bodemprocedure begonnen. In onze correspondentie stelde ik hem exclusief enkele vragen over de affaire. De antwoorden druk ik hierbij af, met toestemming.

– De Amsterdamse rechter had weinig tijd nodig om u in het ongelijk te stellen. In een uurtje was het gepiept. Was u daar verbaasd over?

“Verbaasd en teleurgesteld. Veel mensen, onder wie mijn eigen vrouw, dachten dat ik die rede wel degelijk had uitgesproken. Zelfs mijn voorlichter Gerard van der Wulp, die toch de HBS heeft afgemaakt, heeft even getwijfeld. Pas toen hij de toespraak niet in de agenda kon terugvinden, drong de leugenachtige waarheid tot hem door”.

– Nu wordt u als minister-president geadviseerd door de landsadvocaat, in dit geval mr. H.J.M. Boukema. De landsadvocaat heeft een monopoliepositie, wat daarom zo ernstig is omdat hij ook de man is die voor u procedeert. Met andere woorden: de landsadvocaat verdient tonnen als hij u zo gek krijgt om eindeloos door te gaan met allerlei bodemprocedures. Die Boukema zit aan de kassa en lacht zich rot. Riekt dat niet een beetje naar corruptie?

“Deze schandelijke suggestie werp ik verre van mij! De heer Boukema is een honorabel man”.

– Maar stel nu eens dat u de bodemprocedure ook verliest. Dat is na zo’n harde uitspraak in het kort geding helemaal niet ondenkbaar. Gaat u dan u persoonlijk terugstorten wat er aan gemeenschapsgeld over de balk is gesmeten?

“Dat zal helemaal niet nodig zijn, want het recht zal zegevieren. Het gaat niet om mij, maar om de vraag of je iemand zo maar van alles in de mond mag leggen dat hij helemaal niet heeft gezegd”.

– Als het pastiche is mag het wel.

“Een pastiche! Laat mij niet lachen! De rede was olie op het vuur, een brandende sigaret in de vuurwerkwinkel!”.

– Maar waaruit blijkt dat de openbare veiligheid in gevaar is gebracht? Ligt Opinio op de leestafels van Kaboel?

“Ik dien terughoudend te zijn. Misschien moet de zaak achter gesloten deuren worden behandeld. Gaat u er maar vanuit dat ambassades waren afgebrand wanneer ik niet preventief als brandweerman was opgetreden”.

– Volgens Jaffe Vink, de hoofdredacteur van Opinio, wilt u het blad kapot procederen.

“Kom nou, ze bulken daar van de poen. Als de heer Vink naakt over straat moet, omdat hij blut is, heb ik altijd nog wel een vlinderdasje voor hem”.

Tot zover de belangrijkste fragmenten uit de correspondentie met de minister-president.

Het Parool, 26 april 2008