Het wereldrecord literair beffen

Boeken etc

Het grote uitstel
Auteur: Marc Reugebrink
Uitgeverij: Meulenhoff/Manteau
Door Max Pam
Sterren: * *

Twee maanden geleden schreef ik hier een lang stuk over de longlist van de Libris-prijs.

reet.bmp

De conclusie was kort: “De jury is niet goed snik”.

Misschien herinnert u zich nog dat Plooierijen van geschik was genomineerd, een vuistdikke roman van Lucas Hüsgen die begint met deze zin: “Ach slak die over de varen kruipt, pas neergezakt in jouw bedauwde weiland waag ik te vertellen dat koorden wiegden van een hoge balustrade en bebaarde mannen in kaftans het goud van hun zwaarden bewonderden en toespelingen fluisterden op de met sterren bezaaide hemel boven het veldje met de offergaven, en niets anders overwogen dan de vraag waar de gierpont van de Waal met zijn petten en paardenhoeven, sigaren en balen tarwe de striemende winterstormen boven de Shannon, de kaarsjes die flakkerden op de bruggen over de Spree met de viool van kleine Klaus zal ontmoeten, of de melancholie van de iepen als de Maasover de regimenten van Willem van Heukelom de Jongere rollebollen in de warmte vergunt”.

Houdt deze zin even in gedachten, want straks geef ik een andere zin van een andere maar ook van een soortgelijke orde.
Inmiddels is de shortlist van Libris Prijs bekend gemaakt en die is minder excentriek, hoewel er nog een stripboek opstaat en een wezenloze verhandeling over de Europese geest – of zoiets. De kans is dus groot dat het toch nog goed komt met de Libris. Inmiddels is ook de Gouden Uil uitgereikt bij onze Vlaamse zuiderburen. Geheel onverwacht ging deze prijs naar Marc Reugebrink voor zijn roman Het grote uitstel. De auteur zelf was al net zo verrast over dit eerbetoon als de rest van de literaire wereld.

Reugebrink.bmp

Marc Reugenbrink, een in Gent wonende Nederlander, is geboren in 1960 en behoort dan ook niet meer tot de jongsten. Aanvankelijk voelde hij zich geroepen tot het dichterschap, maar dat werd geen doorslaand succes, waarna hij het over een andere boeg heeft gegooid. Die andere boeg heeft eerst geresulteerd in de roman Wild vlees, en nu tien jaar later, in Het grote uitstel.

Reugebrink3.bmp

In ons land heeft Het grote uitstel nauwelijks de aandacht getrokken. De recensies bleven beperkt in aantal. De toon was soms vriendelijk, maar nimmer juichend. De stukjes over het boek waren zelden langer dan vierhonderd woorden. Afgaand op de mening van de critici lijkt Het grote uitstel zo’n boek waar je aan voorbij kunt gaan, zonder dat het nodig is je daar schuldig over te voelen. Zelf ik had de roman van Reugebrink helemaal over geslagen. Kwam dat door de omslag – een lekkere vrouwenreet – of door de eerste pagina’s? Ik wist het niet meer en besloot de schade in te halen door Het grote uitstel alsnog te lezen. Beter ten hele gedwaald dan ten halve gekeerd.

Geef Marc een kans.

Om u enigszins een indruk te geven van inhoud en toon van Het grote uitstel citeer ik nu een zin die zich uitstrekt over de pagina’s 168 en 169. Ik citeer hem werkelijk niet om dit stukje vol te krijgen, dus helm op en riemen vast, daar gaan we: “De rest de rest, dacht Rega, laat de rest de rest, laat de rest rusten, rest in paece, de rest die alles was, toch eigenlijk, dacht hij, die uitrees, ver uitrees boven wat er voor de rest nog was, wat Werda daarover zei, of zelfs Parys, die met….bij…samen met Rosa was, al lange tijd en voor misschien wel – ‘siempre’, lispelde Rosa terwijl ze een hand op Rega’s onderarm legde en hem met wijd opengesperde ogen en een stralende glimlach aankeek – ook al zei Parys net als Werda dat het natuurlijk maar om één ding ging, dat ene ding waarbij Rega het niet scheen te kunnen laten, waarin hij kon opgaan, waarin hij kortstondig kon verdwijnen, dat wel natuurlijk, maar waarvan hij niet verdroeg dat het geen andere betekenis had dan alleen zichzelf, dat het niets méér was dan het korte oponthoud tussen lust en ontlading, een einde dat hem altijd verweesd, verlegen, onhandig, met een mond vol tanden achterliet, soms in zijn eigen bed onder de schuine wand, soms in een piepkleine kamer van een studentenflat aan de Spirealaan – ‘Ah, de Spirealaan, Daniël, hoei, hoei, de hunkerbunker, jaja, dat gaat de goede kant op, vriend’, zei Werda – en meerdere keren in de douche van de Rabenhauptstraat met een meisje met kortgeknipt blond haar, dat niets anders leek te wensen dan ‘nat worden’, zei ze, ‘samen nat worden’, en dat soms na urenlang douchen (waarbij Willig meermalen aan de deur verscheen om te vragen of dat daar nog long ging duren, of ze nog niet schoon waren, of ze wisten wat dat kostte, al dat water, al dat gas), na uren douchen zich afdroogde en weer verdween zonder verder iets af te spreken, totdat hij haar, of eerder zij hem weer ergens tegen het lijd liep: in een café ’s avonds of ’s nachts, maar even goed kon het in de Herestraat zijn, tussen winkelend publiek, op klaarlichte dag’.

Zeg niet dat ik u niet heb gewaarschuwd, hoei, hoei, of liever hoeiboei, want de geest van Gerard van het Reve waait in verkreukelde vorm wel héél erg over deze zin. Net als De Avonden zou je Het grote uitstel een Bildungsroman kunnen noemen, waarin allereerst de pubertijd overwonnen moet worden.

Er is echter een duidelijk verschil tussen de twee romans. Terwijl het in De avonden nergens expliciet over seksualiteit gaat, gaat Het grote uitstel over niets anders. Geheimzinnig genoeg krijgt De avonden daardoor juist een vreemde broeierige lading, terwijl bij Reugebrink een zware vermoeidheid zich na een tijdje van je meester maakt. In een interview met NRC/Handelsblad vertelde Reugebrink dat hij zich had voorgenomen een befscène van honderd pagina’s te schrijven, maar dat hij zich realiseerde dat zoiets “op den duur zou kunnen gaan vervelen”.

Zeg u dat wel meneer/mevrouw.

Net als bij Van het Reve wordt er bij Reugebrink veel gehangen, vooral in cafés. Daar lult en leuter men wat in het rond, zoals linkse jongeren dat in de jaren zeventig en tachtig plachten te doen. Maar als satire of zelfs als eenvoudig tijdsbeeld schiet Het grote uitstel ernstig tekort. Net als je denkt dat het leuk wordt en dat al dat pseudo-marxistische geneuzel te kakken wordt gezet, beginnen de genen weer op te spelen. De auteur probeert een link te maken naar l’Origine du Monde, het beroemde negentiende-eeuwse schilderij van Courbet, waarop een heerlijke sappige kut zien in vol ornaat te zien is.

l�Origine du Monde.bmp

Daar draait het in de wereld om. Maar als je om de een of andere reden niet zelf doet waar het in de wereld om draait, dan slaat de rest de rest, ja, de rest, die ene verschrikkelijke rest, die rest die wij laten rusten, rest in paece, die ene alles overheersende rest die alles is en toch eigenlijk ook weer niets, dacht ik zo, meedogenloos om in verveling.

HP\De Tijd, 19 april 2008