De schimmen van W.F. Hermans

Boeken etc

Het schimmenrijk van W.F. Hermans
Coen van Tricht
Uitgeverij: Aspekt
Sterren:

Onlangs stond in NRC.Next de waarschuwing dat literaire auteurs zullen verdwijnen wanneer hun werk niet wordt gedigitaliseerd. “Reve? Mulisch? Hermans? Nooit van gehoord”, luidde de veelzeggende kop.

Van TRicht2.bmp

Ongetwijfeld draagt de vrije toegankelijkheid bij aan het voortbestaan van literatuur, maar minstens zo belangrijk is de vraag is in hoeverre het werk inhoudelijk nog actueel is.

Zouden de socialistische dichter Adema van Scheltema (1877-1922) of de aan syfilis lijdende christenschrijver Van Genderen Stort (1886-1942) nog gelezen worden als hun werk, zorgvuldig bezorgd, op internet te vinden zou zijn?

Vermoedelijk niet.

Schrijvers verdwijnen en komen meestal niet meer terug. Het schijnt dat de zeef of de schuimspaan van de tijd daar achter zit. De houdbaarheidsdatum van Reve, zo hoor ik, is aan het verlopen. Weinig middelbare scholieren kennen zijn naam. Met Mulisch gaat het iets beter, omdat hij nog leeft en af en toe zijn gezicht op de televisie kan laten zien. Hoe het met Hermans ervoor staat, is niet helemaal duidelijk. Een groot instituut blijft zijn naam uitdragen, maar de Volledige Werken worden toch minder goed verkocht dan men had gehoopt.

Een teken dat het werk van een schrijver actueel blijft, ligt meestal in het aantal verwijzingen. Wanneer er over zijn (of haar) werk regelmatig wordt gepubliceerd, is de auteur nog niet dood. Wat dat betreft ziet het er gezond uit dat Coen van Tricht een pamflet heeft geschreven met de titel: Het schimmenrijk van W.F. Hermans.

Helaas is daarmee zo’n beetje alles gezegd, want de ambitie van Van Tricht is eerder Hermans dood te verklaren dan hem levend te houden.

Van Tricht is zeker niet de eerste die een pamflet tegen Hermans heeft geschreven. De polemicus Hermans riep bij zijn tijdgenoten grote weerstanden op en verschillende vijanden hebben de handschoen opgenomen. Zij waren niet altijd even succesvol, maar zij hebben het in elk geval wel geprobeerd. De bekendste poging is van Adriaan Morriën, die in 1955 met De gruwelkamer van W.F.Hermans, of ik moet altijd gelijk hebben een “leugenachtige voorstelling van zaken” wilde rechtzetten. Niet zonder leedvermaak heeft Hermans later beweerd dat deze publicatie Morriën zo veel energie kostte dat hij met een maagzweer moest worden opgenomen.

Gruwelkamer.bmp

Of het H. van Galen Last beter is vergaan na de publicatie van zijn schotschrift De spoken van W.F. Hermans, weet ik niet.

Gal en Last 3.bmp

In elk geval had Van Galen Last – door Hermans consequent Van Gal en Last genoemd – niet veel geluk met zijn boekje. Toen het in 1986 verscheen, moest de uitgever er een apart velletje Errata bijdoen om alle “hinderlijke zetfouten” te corrigeren. Wat zal Hermans gelachen hebben!

Gal en last2.bmp

Bij de vergelijking van drie pamfletten – De gruwelkamer van W.F.Hermans, De spoken van W.F. Hermans en Het schimmenrijk van W.F. Hermans – vallen een paar dingen op.

In de eerste plaats dat de drie auteurs spreken van W.F. Hermans, terwijl Hermans zichzelf nooit zo noemde. Er bestaat een brief van Hermans aan zijn uitgever Lubberhuizen, waarin hij uitlegt dat hij Willem Frederik Hermans heet en dat al zijn boeken ook voluit die naam op de kaft dienen te dragen. Ik denk dat drie pamflettenschrijvers tot W.F. zijn overgegaan, omdat zij – verstikt van woede – de volledige naam niet uit hun pen wisten te krijgen.

Wat de drie pamfletten daarnaast gemeen hebben, is dat zij een soort onaards bestaan suggereren van spoken, schimmen en gruwelkamers, alsof Hermans in een donkere kelder literaire geesten gevangen houdt en martelt. Morriën, Van Galen Last en Van Tricht variëren alle drie ook op het thema dat je “de dictatuur van het gelijk” zou kunnen noemen.
Hermans denkt wel dat hij gelijk heeft, maar dat is niet zo: lekker puh!

Wat tenslotte opvalt, is dat er een kwalitatief neergaande lijn zit in de anti-Hermans geschriften. Dat is niet gunstig voor het levend houden van zijn werk. Morriën is duidelijk de beste van de drie en hij zegt een paar zinnige dingen. Van Galen Last maakt de indruk van een hond die blaffend achter een wegrijdende auto aanrent en nu bij Van Tricht ben je geneigd als lezer tegen je voorhoofd te tikken.

Van Tricht1.bmp

Wat Van Tricht heeft bewogen dertien jaar na de dood van Hermans de aanval in te zetten, wordt door de oververhitte manier van argumenteren niet helemaal helder. Ergens begrijp ik dat Van Tricht het verzet in de Tweede Wereldoorlog wil vertegenwoordigen en dat hij zich daarom ergert aan de boodschap van Hermans dat het niet allemaal heldhaftigheid is geweest. Van Tricht is een typische vertegenwoordiger van het soort humanisme dat door Hermans is omschreven als “een christendom zonder God”. Daarom wil Van Tricht ook niets weten van het scheppend nihilisme van Hermans.

Wat dat scheppend nihilisme inhoudt, daarvan heeft Van Tricht trouwen geen enkel benul. Hij denkt ook dat Wittgenstein een nihilist is en dat nihilisme betekent dat je een liefhebber bent van pornografie en andere liederlijkheden.

Het schimmenrijk van W.F. Hermans is een beetje een gênant boekje. Dit is zo’n beetje het niveau: “Hermans hanteert methoden die kenmerkend zijn voor een dictatuur. Te harde maatregelen om met tegenstanders af te rekenen, voorspruitend uit de ziekte van alle dictators, namelijk de paranoïde waan, gelijk de Hunnen een spoor van verwoestingen en gekwetste zielen achter zich latend. Omdat niemand hem eens zijn bek dichtsloeg werd hij steeds beroemder”.

Volgens Van Tricht is de Nederlands literatuur door Hermans verruwd, omdat Hermans zijn thema’s haalde uit de Tweede Wereldoorlog. En dan schrijft Van Tricht: “Maar was die oorlog werkelijk zo verruwend? Vroeger hoorde je nog wel eens van een rondtrekkende, stropende, brandstichtende en verkrachtende soldaten. Bij mijn weten is er in Nederland niemand door een Duitse soldaat verkracht. Maar kan het zijn dat er toen nog geen feministen waren?”.

Met dat soort warhoofdigheden moeten wij het doen. Het pamfletje staat er vol mee, zoals het ook volstaat met stilistische geklungel. Een willekeurig voorbeeld: “Mensen als Nietzsche die van hun geloof afvielen, zagen het zonder de waarheid niet zitten”.

Willem Frederik Hermans verdient intelligentere vijanden.

HP\De Tijd, 9 mei 2008