J.A.A. van Doorn (1925-2008) & Theo van Gogh (1957-2004)

Beweringen en bewijzen

Daags nadat de cartoonist Gregorius Nekschot in het cachot werd gegooid, overleed de socioloog J.A.A. van Doorn op 83-jarige leeftijd. Was Van Doorn – tot het laatst werkzaam – een extra week toegemeten, dan zou hij ongetwijfeld hebben geschreven dat de tekenaar zijn arrestatie helemaal aan zichzelf te danken had.

Van Doorn.jpg

Wie kaatsen wil, mag de bal verwachten. Een optater kan helemaal geen kwaad voor iemand die zelf zulke harde tekeningen maakt. Ik had het stukje graag gelezen, om het er niet mee eens te zijn.
Van Doorn heet een conservatieve provocateur te zijn. In het portret dat Dirk Vlasblom van hem schetste in NRC/Handelsblad, staat een pregnant detail. Van Doorn, die een hekel had aan zijn vader, was vijftien toen de oorlog uitbrak. Op het moment dat de capitulatie bekend werd, rende de jonge Jacques juichend de trap af, “niet omdat hij pro-Duits was, maar om zijn vader te treiteren”.

Die houding deed mij aan Theo van Gogh denken. Telkens als het Nederlands elftal een voetbalwedstrijd tegen Duitsland moest spelen, kwam Van Gogh opdagen in een Duits shirt en dito broek. Bij een doelpunt van die Mannschaft juichte Van Gogh luid. Het liefst deed hij dat in een café vol Nederlanders.

Van Doorn en Van Gogh hebben elkaar één keer ontmoet. Dat was in een discussie programma voor de radio, waarbij ook Jaap van Heerden, Nelleke Noordervliet, Boudewijn Büch aanwezig waren. Het klikte meteen tussen Van Doorn en Van Gogh. Ook na afloop in het café waren zij volledig in elkaar verdiept. Over de islam waren zij het roerend met elkaar eens: die deugde niet. Waar zij wel over van mening verschilden, was de tactiek om de islam onschadelijk te maken. Geheel overeenkomstig hun karakter vond Van Doorn dat de islam moest worden gepacificeerd en Van Gogh dat de islam moest worden verslagen.

Van Doorn2.jpg

Een jaar na de moord, op 29 oktober 2005, heeft Van Doorn in Trouw nog aan die ontmoeting met Van Gogh gerefereerd. “Ik denk”, schreef hij, “dat wij elkaar wel mochten”. Van Gogh stuurde zijn boekjes naar Van Doorn, voorzien met opdrachten als: “Kunnen wij de toekomst uit de sterren voorspellen? Nee, Jacques!”. Of: “Ha professor! Geluk!”.

Theo (Allah).bmp

Wat Van Doorn en Van Gogh ook bond, was dat zij allebei van antisemitisme zijn beschuldigd. Bij Van Doorn leidde dat tot zijn ontslag als columnist bij NRC/Handelsblad, bij Van Gogh werd de beschuldiging omgezet in juridische procedures die jaren lang hebben geduurd. Het is bij mijn weten de enige keer dat eenzelfde delict twee keer de Hoge Raad heeft gehaald.
Ik geloof zelf dat je zowel bij Van Doorn als bij Van Gogh rustig kon onderduiken wanneer de Duitsers, de communisten, de Talibanen of de Anil Ramdassen waren gekomen, maar aan Van Doorns preoccupatie met het jodendom zat een vreemd kantje. Hij wist eigenlijk niet goed wat hij met het jodendom aan moest, een houding die je wel vaker ziet bij katholieken en oud-katholieken. Dries van Agt is daar eveneens een mooi voorbeeld van.

Van Doorns boek.bmp

De verkramptheid ten aanzien van het jodendom kom je bij Van Doorn ook tegen in zijn veel geprezen boek: Duits socialisme, het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal-socialisme. De jodenvervolging komt er nauwelijks in voor. Helemaal duidelijk is het niet, maar ik geloof dat Van Doorn de Holocaust ziet als een toevallig incident dat nou net toevallig in Duitsland onder het nazieregiem heeft plaats gevonden. De Duitse sociaal-democraten krijgen bij Van Doorn trouwens zo’n beetje van alles de schuld. Als zij met de nazi’s willen pacificeren is het niet goed, maar als zij het tegen de nazi’s opnemen, is het ook niet goed. Weer een actuele discussie.

Wat bij Van Doorn opvalt, is de neiging om zijn sociologische analyses met psychologismen te ondersteunen. Onlangs herlas ik een oude recensie (1962) van Joop Goudsblom over Moderne Sociologie, het standaardwerk dat Van Doorn samen met C.J. Lammers heeft geschreven. Opmerkelijk is dat Goudsblom toentertijd juist dat psychologiseren beschouwde als een onwetenschappelijke manier van doen. Van Doorn reageerde gewond op de kritiek, maar hij wachtte heel lang met zijn revanche. Pas toen Goudsblom in 1992 zijn standaardwerk Vuur en beschaving publiceerde, kwam de heftige afwijzing.
Rancune is nu eenmaal de smeerolie van het debat.

Psychologiseren is Van Doorn tot het eind blijven doen. Hij liet niet na te verklaren dat Ayaan Hirsi Ali en Afshin Ellian “gefrustreerde mensen” zijn en dat hun opvattingen daarom niet deugen. Op het eind werd zijn toon steeds militanter. Verscheen er een open brief, dan begon hij de joodse namen te tellen die er onder stonden. Ook verdedigde hij “de overheid die inmiddels met repressie langs de grenzen van de rechtsstaat scheert”.

Daarom zou hij het oppakken van Gregerius Nekschot misschien overdreven hebben gevonden, maar hij zou die vast niet hebben afgekeurd. En Theo van Gogh, die destijds de tekeningen van Nekschot op zijn site publiceerde, zou zeker aan Van Doorns groeve hebben gestaan.

de Volkskrant, 22 mei 2008