Spoedig niet meer leverbaar

Boeken etc

Eindelijk volstrekt alleen
L.H. Wiener
Uitgeverij: Contact
Sterren: * * * *

Het mooiste en tevens onthullendste hoofdstukje in Eindelijk volstrekt alleen van L.H.Wiener, heet: Pelgrimstocht naar Hotz. De schrijver Wiener beschrijft daarin dat hij bemerkt een lege plek te hebben in zijn boekenkast.

Wiener.jpg

Hij schaamt zich voor die lege plek, waar – zo stelt hij vast – eigenlijk het werk van zijn collega F.B. Hotz zou moeten staan. Dat is een auteur die hij zo waardeert dat het bijna aan ontzag grenst. Zijn ontzag is er misschien zelfs de oorzaak dat hij zich nooit een boek van Hotz heeft durven aanschaffen.

Met als gevolg dat nu een Hotzloze leegte hem vanuit de boekenkast aanstaart.

Maar niet getreurd.

In het voorjaar van 2001 betreedt Wiener boekhandel Athenaeum aan de Gedempte Oude Gracht te Haarlem, in de hoop dat hij door deze boetedoening spoedig de rechtmatige eigenaar zal worden van het Verzameld Werk van Hotz. Binnen het uur gaat Hotz in de boekenkast zijn plaats innemen tussen Horatius en Houellebecq. Aha!

Maar dan.

Gevraagd naar de bestelling antwoordt de boekverkoper: “F.B. Hotz, zegt u? Die is niet meer leverbaar”.

“Ik stond”, schrijft Wiener, “als aan de grond genageld. Als er tussen de schrijver F.B. Hotz en mij ooit sprake is geweest van ‘een schok der herkenning’, dan was het wel op dat moment”.

In dit hoofdstukje zit zo’n beetje alles dat typerend is voor de schrijverij van L.H. Wiener: humor, zelfspot en gevoelens van miskenning. Kortom, er hangt rond Wiener altijd iets tragikomisch en het is dan ook helemaal in stijl dat hij spottend de verkoper toevoegt: “Deze schrijver is na mij de grootste verhalenverteller van het gehele Nederlandse taalgebied, weet u dat wel?”.

Waarop de verkoper bedremmeld zijn schouders ophaalt.

Die verkoper staat natuurlijk voor het gehele Nederlandse taalgebied, dat niet alleen Hotz, maar bovenal Wiener zelf, altijd heeft verwaarloosd. Tot grote verkopen hebben Wieners boeken nooit geleid en literaire onderscheidingen zijn altijd aan hen voorbij gegaan. Wiener probeert zich groot te houden onder die misstand, maar zijn bitterheid op dit punt weet hij niet helemaal te maskeren. Hij kan het dan ook niet nalaten een paar schrijvers die wel degelijk succesvol zijn, op de hak te nemen. Zo krijgt Grunberg ervan langs, omdat die heeft geschreven dat asperges worden geplukt, in plaats van gestoken.

Met zulke detailkritiek moet je altijd oppassen. Zelf schrijft Wiener twee pagina’s verder dat hij de Nobelprijs vermoedelijk niet zal winnen, terwijl je dat Nobelprijs niet wint, maar krijgt. Die fout wordt tegenwoordig veel gemaakt.

Ook met A.F.Th. van der Heijden, Louis Ferron en Jeroen Brouwers drijft Wiener de spot, terwijl er bovendien een hoofdstukje is dat “Max Pam” heet. Over het algemeen is Wieners kritiek op zijn collega’s goedmoedig en verhindert zijn zelfspot dat hij vervalt in zure zult. Alleen tegen Jeroen Vullings, de criticus van Vrij Nederland, vaart Wiener uit in vol ornaat. Aan mij is altijd besteed wanneer een schrijver eens iets terugzegt tegen een recensent en Wieners uithalen heb ik met genoegen gelezen.

Wiener(alleen).jpg

De titel Eindelijk volstrekt alleen duidt erop dat Wiener bezig is alle schepen achter zich te verbranden. Zijn leraarschap heeft hij vorig jaar opgegeven en hij is vanaf dat moment fulltime schrijver geworden. Beter laat dan nooit, hoewel Wiener zichzelf verdedigt met het argument dat er altijd grote schrijvers zijn geweest die het schrijven naast hun “gewone” werk erbij deden. Van het literaire prijzencircuit moest Wiener het evenmin hebben, dus heeft hij in zijn boeken vooral geleund op de fictieve personages die hijzelf heeft geschapen. Victor van Gigch, de leraar op het gym, was zijn literaire alter-ego. Daarbij groeide Quirina Taselaar uit tot zijn muze, het meisje waar hij altijd verliefd, maar waar hij nooit verliefd op mocht zijn. De leraar slecht het leerlingentaboe en komt in alle werelden volstrekt alleen te staan. In Eindelijk volstrekt alleen worden zij allemaal op straat bij de vuilnis gezet.

Opnieuw toont Wiener dat hij van alle markten thuis is. Hij kan polemiseren, mopperen, etteren, verliefd doen en herinneringen ophalen. Hij doet dat allemaal door elkaar met een jaloers makende ongegeneerdheid. Grote lijnen zitten misschien wel in dit boek, maar als lezer heb je nauwelijks de behoefte ernaar te zoeken. Wat Wiener ook kan, en wat mij nog niet als zijn grootste kracht was opgevallen, is het ontroeren van de lezer.

Misschien komt het omdat ik mijn eigen zoon juist Hector Malot’s meesterwerk Alleen op de wereld (Sans Famille) aan het voorlezen ben, dat ik bijzonder gegrepen werd door een kort verhaal. Daarin vertelt Wiener dat hij met zijn zoontje in Portugal op vakantie is. Ergens op een strand mag zoonlief meedoen met het voetballen van het soort ondefinieerbare mannen waar je als vader wel eens je bedenkingen bij hebt. Maar het kereltje wordt met open armen ontvangen en heeft de tijd van zijn leven. Thuisgekomen merken vader en zoon dat zij het beertje zijn verloren dat altijd wordt meegedragen en zonder wiens aanwezigheid het leven zinloos is. Vader en zoon gaan terug naar het strand en tenslotte vinden ze het beertje, rechtop gezet tegen de rotsen, alsof men wist dat het daar weer zou worden opgehaald.

Een onvervalste tearjerker, in nog geen twee pagina’s opgeschreven. Zoiets noem je techniek.

Zulke pareltjes kom je herhaaldelijk tegen in Eindelijk volstrekt alleen. Toch denk ik eerlijk gezegd niet dat Wiener voor dit boek een literaire onderscheiding zal krijgen. Daarvoor zal het wel weer als “te fragmentarisch” worden opgevat. Eigenlijk hebben al die jury’s inmiddels hun moment voorbij laten gaan. En een schrijver die volstrekt alleen is, heeft geen vrienden. Toch zou jammer zijn als het er weer niet van komt. Hoewel. Een prijs zou het einde maken aan al dat gemopper waarin Wiener zo sterk is – en dat ik zo graag lees. Stel je voor dat Wiener zijn gemopper ineens zou kwijtraken, zoals een kunstenaar zijn creativiteit aflegt als hij door een psychiater wordt genezen van zijn neurosen.

Het literaire circuit staat voor een moeilijk dilemma. Misschien moet ik toch voor een keer jurylid worden.

HP\De Tijd, 27 juni 2008