Geen idee meer van de natuur

Beweringen en bewijzen

Deze zomer passeerden wij tijdens een wandeling door de Zwitserse bergen een chalet, dat was ingericht als een Matrazenlager, waar alpinisten en skiërs slapend op britsen de nacht doorbrengen. Het groene Heidi-landschap lag er liefderijk bij. Een beekje stroomde klaterend en in de verte hoorde je de koeienbellen. Hoog in de lucht laveerde een hangglider als een onhoorbaar ruimtescheepje.

slee2.bmp

Toch was de stemming bedrukt. Wij hadden zojuist te horen gekregen dat het chalet werd uitgebaat door een jong Nederlands echtpaar, dat hier – ver van de drukke stad – een nieuw leven had willen beginnen. Maar in het voorjaar was de man bij een lawine dodelijk verongelukt. Omdat je bij invallende duisternis niet te lang bij de dood kunt stilstaan, liepen wij verder.

Weer thuis las ik dat drie leden van een Nederlands gezin waren omgekomen bij een beklimming van de Mont Blanc. Het traject was niet zo moeilijk geweest, maar het touw sleurde de anderen mee, toen de voorste viel. De moeder zag haar echtgenoot en kinderen het ravijn intuimelen. Bijna gelijktijdig verongelukte in Noorwegen een Nederlandse televisiepresentator. Hij ging opnamen maken voor een survivalprogramma, toen hij de breedte van een primitieve brug verkeerd inschatte en met zijn auto in de rivier viel.

Die gebeurtenis deed me denken aan een opmerking van Petter Aaslestad, tegenwoordig hoogleraar Noorse letteren aan de universiteit van Trondheim.

Petter Aaslestad.bmp

Hij ontdekte al vroeg het werk van Willem Frederik Hermans en bemoeide zich ook met de Noorse vertaling van Nooit meer slapen. Een mooi roman, maar hij vond het niet verwonderlijk dat dit boek in Noorwegen nooit meer dan één druk had gehaald. “De hoofdpersoon uit Nooit meer slapen”, zei Aaslestad, “is een onhandige figuur, die onvoorbereid aan de tocht begint. Voor Noren is zo iemand een sukkel, die geen enkele relatie heeft met de natuur. Een echte Nederlander. Elk jaar dondert hier wel een toerist van de rotsen en dat is heel vaak een Nederlander”.

Ware woorden.

De dagen rond oud en nieuw bracht ik weer door in Zwitserland. Op de Zwitserse tv zag ik een reportage over hulpdiensten, die duizend keer per dag met de helikopter opstijgen om uit de bocht gevlogen skiërs op de te pikken. Meestal gaat het om kleine ongelukken, maar opnieuw: opmerkelijk vaak zijn er landgenoten bij betrokken.

Nederlanders hebben allang geen idee meer hoe wild en gemeen de elementen kunnen zijn. Als het een dag vriest, overmeesteren zij hun kou weg met een kop snert van de koek en zopie. Daarbij blazen ze op de tuba. Het is een deel van onze folklore dat onze grote schrijvers en dichters zich bijna nooit te buiten gaan aan natuurlyriek. Hermans was een fysisch-geograaf, die liever binnen zat, terwijl Harry Mulisch in zijn boekje De hond en Duitse ziel schrijft Harry Mulisch schrijft dat “elke geestdrift en dweperij met de natuur” hem vreemd is.

De hond en Duitse ziel.bmp

Vol begeerte opgaan in een overweldigend landschap, is niets voor Harry. “Een mooi panorama over het Starnbergermeer of de Zwitserse Alpen is prachtig, maar ik heb dan goddank meestal iets te lezen bij me”, schrijft hij. Hij houdt meer van “de ingebouwde ruimte”, van New York en van de Carceri van Piranesi.

Die houding maakt Mulisch, anders dan hij zelf denkt, tot een oer-Hollandse schrijver. Misschien nog wel Hollandser dan J.C.Bloem, die dit met architectuur volgebouwde levensgevoel voor eeuwig heeft vastgelegd in de regel: “Natuur is voor tevredenen en legen”.

Zodra de vaarten en sloten dichtvriezen, gaat de Nederlander naar buiten om nog één keer iets op te snuiven uit de tijd van Avercamp en die andere ijsschilders. Maar elke notie van gevaar heeft hij daarbij verloren. Heeft u op internet al dat filmpje gezien van vader en zoontje, die proberen uit het wak te komen? Zij zijn het ijs op gegaan toen het nog vliesdun was, eenvoudig omdat zij niet konden geloven dat je er ook doorheen kunt zakken. Schaatsen en skiën doe je in de huiskamer op de wii. Als je gevallen bent, sta je weer op, zoals dat in cartoons ook heel normaal is.

Zelf zie mijzelf graag als een on-Hollandse figuur, maar het lukt niet altijd aan mijn eigen normen te voldoen. Zo reed ik op nieuwjaarsdag naar Chur, honderd kilometer voorbij Zürich, waar een adembenemende Schlitterbahn van vijf kilometer je de berg afvoert. Met de lift helemaal naar boven en daar een houten slee gehuurd. Na honderd meter wist ik het al: de verkeerde schoenen aan. Ik kon niet remmen en nauwelijks sturen.

Terwijl ik wanhopig probeerde mijn hakken in de ijs geworden sneeuw te zetten, snelden de anderen op volle vaart voorbij. Achterover liggend probeerde ik nog er het beste van te maken, maar na de twaalfde bocht – even voorbij het naaldbos – had ik mijn slee niet meer in de hand. En zo reed ik met grote snelheid recht op een gapende afgrond af.

Of ik het heb overleefd, vertel ik u de volgende keer.

de Volkskrant, 8 januari 2009, zie ook voor reacties.