Het JSF-debat door de ogen van Martin Bril

Buitenhof

Deze week waren er twee memorabele gebeurtenissen: de dood van Martin Bril en het debat over de JSF. Aan mij de taak deze gebeurtenissen te combineren.

Een bekend gezegde in de Nederlandse politiek luidt: regeren is vooruitschuiven.

Dat werd weer waargemaakt in het debat over de aanschaf van het nieuwe jachtvliegtuig: de JSF. Als ik het goed begrepen heb, gaan wij dat ding nog niet aanschaffen, maar kopen wij wel alvast een testtoestel. Wij zouden natuurlijk ook alleen testuren kunnen kopen, zoals de Partij van de Arbeid aanvankelijk wilde, maar dat doen wij niet. Eén heel testtoestel, van de neus tot staart, daar doen wij het mee. Dan kunnen wij in 2010, 12 of 16 – het lijkt de Amsterdamse metro wel – alsnog beslissen of wij die JSF echt gaan kopen.

jsf

Wij doen net alsof wij meedoen, maar wij kunnen altijd nog nee zeggen; dat is zo’n beetje de strekking van het compromis dat werd bereikt.

De lievelingspoëzie van Martin Bril staat in Rozen & Motoren, een bundel van de dichter Hans Verhagen, aan wie dit jaar de PC Hooftprijs is toegekend.

Rozen & Motoren. De roos in de vuist is lang het symbool geweest van de PvdA, de partij die altijd sputtert bij de aanschaf van wapentuig, maar die toch altijd instemt met de koop. De motoren staan natuurlijk voor de jachtvliegtuigen, die wij niet gekocht hebben, maar wel gaan kopen.

Kijkend met Martin Bril-ogen heb ik het debat over de JSF geen passieloze achterkamertjespolitiek gevonden, maar een fascinerend aangelegenheid. Onmiddellijk valt op dat het PvdA-standpunt – nee, mits, tenzij, dus ja, of eventueel toch weer nee – werd uitgedragen door drie vrouwen: Angelien Eijsink, Marriëtte Hamer en Liliane Ploumen. Wedden dat geen dezer vrouwen er ooit van heeft gedroomd straaljagerpiloot te worden.

Tegenover Angelien, Mariëtte en Liliane stond in de media niet staatssecretaris Jack de Vries, maar de geweldige generaal Dick Berlijn, die in een Starfighter is geboren en die is groot gebracht met de geur kerosine en verbrand rubber. De knappe, mannelijke Dick is tegenwoordig opperlobbyist voor de JSF.

In een dictatuur zou de strijd ongelijk zijn, maar in ons parlement huppelden de drie dames zo wispelturig van hot naar haar dat de generaal er bijna scheel van keek.

Jammer dat Martin Bril niet meer over het debat heeft kunnen schrijven. Marriëtte Hamer, de aanvoerster van de drie, vergeleek hij met een lampenkap, die – en ik citeer – het “dimmende licht van het socialisme verspreidt”. Waaraan hij enigszins beschaamd toevoegde: “We mogen een mens, en zeker een vrouw, niet op het uiterlijk beoordelen, maar we doen het natuurlijk allemaal wel. Die wetenschap moet voor Mariëtte Hamer een hele harde zijn”.

Heel anders dacht Bril over Dick Berlijn, van wie hij een briefing bijwoonde. “De generaal”, schreef Bril, “gaf een spannende samenvatting van de gebeurtenissen. Een dappere tegenaanval met luchtsteun en houwitservuur, vijand verdreven, tussen de tachtig en de honderd doden, waaronder burgers – keel afgesneden, in brand gestoken, geëxecuteerd. Terwijl hij dit alles vertelde was op de achtergrond het hartverscheurende beeld te zien van oude fluitketel met een kogelgat”.

Tsja.

Toch is het mooi dat in onze democratie de man die een oude fluitketel aan flarden schiet uiteindelijk aan de leiband lopen moet van een lampenkap.

Hoewel, die JSF komt er toch. Laat dat maar aan de drie dames over.

Buitenhof, 26 april 2009

martin-bril-21