De paradox van de bruine arm

Columns

Toen het Algemeen Dagblad in 2004 maar liefst 8,6% van de oplage verloor, kwam hoofdredacteur Jan Bonjer tot een opmerkelijke analyse. In zijn eigen dagblad legde hij uit dat de oorzaak lag bij de luchtvaartmaatschappijen, die zich door de hogere olieprijzen genoodzaakt zagen de passagiers hun dagelijkse krantje te ontnemen.
Toch bleef de oplage van het AD ook na deze luchtvaartcorrectie gewoon dalen.

Vandaar dat in december van datzelfde jaar Bonjer op de voorpagina van zijn krant een nieuwe verklaring afgaf. “Geachte lezer”, schreef hij, “het goede nieuws is: deze krant zal als landelijke ochtendkrant blijven bestaan. De komende tijd gaan wij bekijken of we door samenwerking met enkele regionale kranten u als lezer nog beter kunnen bedienen”. Wat het slechte nieuws was, vermeldde Bonjer overigens niet. De trouwe abonnees van het AD kenden inmiddels de mantra’s wel. Wat als vernieuwing werd gepresenteerd, bleek doorgaans  niets anders te zijn dan een bezuiniging.

Om het tij te keren, had Bonjer inmiddels ook “de lezer” ontdekt. Op de televisie kwam hij daar als een nieuwe goeroe enthousiast over vertellen. De journalistiek had  decennia lang de lezer veronachtzaamd, riep hij. Maar bij het nieuwe AD van Jan Bonjer zou de lezer een stem krijgen. Eindelijk zou er naar hem of haar worden geluisterd. De lezer zou in belangrijke mate de inhoud van de krant meebepalen. Met “ach-gossie-berichten” en “graaspagina’s” – een soort informatie-bric-a-brac – zou die Bonjer de rest van de Nederlandse pers een poeppie laten ruiken. Hij zou wel eens laten zien hoe je een populaire krant moest maken. Zo verdween de prachtige schaakrubriek van Tim Krabbé, maar werd het astrologiehoekje uitgebreid.

jan-bonjer1

Intussen liep de samenwerking met regionale kranten uit op een totale mislukking. De operatie, die zogenaamd was opgezet om de lezer te plezieren, bleek zo’n tachtig duizend abonnees te hebben gekost. Je zou dat een typische Bonjer-paradox kunnen noemen. Spoedig zouden meer van die paradoxen volgen, want de AD-hoofdredacteur bleef getuigen van zijn gelijk. Wat niet wegnam dat ook een door het AD opgezette sportkrant als een fiasco kon worden bijgezet.

Toch verkondigde Bonjer telkens dat het met zijn krant geweldig goed ging, vooral ook omdat hij reuzengoed kon opschieten met de boven hem gestelden van de directie. Eens zou de zon gaan schijnen. Je hebt soldaten die in een oorlog sneuvelen bij het eerste het beste schot en je hebt er ook die door handigheid en opportunisme elke nieuwe inslag weten te overleven. Jan Bonjer behoort duidelijk tot de laatste categorie.

Deze week werd bekend dat bij het AD 185 banen moeten verdwijnen, waarvan 124 op de redactie. Dat betekent dat de personele bezetting op de redactie met een kwart zal worden afgeslankt.

Maar wie er ook zal verdwijnen, niet Jan Bonjer!

jan-bonjer-2

In het vakblad De Journalist toonde Bonjer zich al weer, zoals hij zich altijd na elke tegenslag heeft betoond: vol praatjes en zwanger van de boodschap dat het beter gaat dan ooit. “Jan Bonjer oogt eerder opgelucht dan in zak en as”, schrijft De Journalist. En al meteen stuiten wij ook weer op zo’n beruchte Bonjer-paradox. Met die 124 journalisten minder wordt het AD nóg beter. Volgens mij is die Jan Bonjer gewoon een genie, die zelfs met nul (0) redacteuren van het Algemeen Dagblad nog de beste krant van de wereld zou maken!

Wat Bonjer in elk geval wel heel goed kan, is een bruine arm halen. Een normale hoofdredacteur zou opkomen voor zijn redactie, maar Jan Bonjer komt op voor zijn directie. Het Vlaamse uitgeefhuis waarvan het AD nu deel uitmaakt, wordt door hem in het interview uitgebreid geprezen, terwijl er je weinig compassie terugvindt als hij spreekt over 124 redacteuren die het veld gaan ruimen. Zelf zegt Bonjer in het interview: “Het zou dan raar zijn als ik nu zou opstappen en mijn verantwoordelijkheid niet zou nemen in een zware herstructurering”.

O ja? Veel fatsoenlijker zou het zijn als hij de verantwoordelijkheid nam voor al zijn grootspraak en voor de mislukkingen die daaruit zijn voortgekomen.

Het Parool,  7 juni 2009