Hef het Scheringa Museum op

Beweringen en bewijzen

Tien jaar geleden bezocht ik San Simeon, het  fantasiekasteel dat de krantenmagnaat William Randolph Hearst (1863-1951) voor zichzelf heeft laten bouwen langs de kust van Californië. Tegenwoordig zou het onmogelijk zijn, maar Hearst had fortuin gemaakt met het uitgeven van kranten.

San Simeon

Hij was de man die politici kon breken, zelf primeurs verzon en oorlogen ontkentende, dit alles om de oplage van zijn kranten te vergroten. Zijn grote concurrent was Pullitzer, nog zo’n beroemde naam uit de analen van de journalistiek. Bekend is het geval waarbij Hearst voor een dubbel salaris een eindredacteur wegkocht bij Pullitzer, waarna Pullitzer op zijn beurt de eindredacteur weer inlijfde voor nog eens het dubbele salaris.
Daarna kocht Hearst gewoon de hele redactie op van zijn concurrent. Toen Pullitzer ‘s ochtends op zijn krant kwam, waren de burelen leeg en zat alleen de redactiekat te spinnen in de vensterbank.

Mooie tijden.

Volgens biograaf David Nasaw overdreef Hearst alles, zelfs zijn eigen fouten en onfatsoen.

Hearst was ook een kunstverzamelaar en San Simeon is daar het resultaat van. Het Neptunus-zwembad op het terras, dat een schitterend uitzicht biedt op de Stille Oceaan, heeft het dak van een uit Griekenland overgebrachte tempel. Johnny Weismuller is er eens opgeklommen om als Tarzan naar beneden te duiken. Charlie Chaplin ging er naakt zwemmen en daarbij niet alleen was.

Hearst’s Castle hangt vol met schilderijen, beelden, tapijten, wandschilderingen, fresco’s, waardevolle boeken en wat er zoal aan kunst op deze wereld bestaat. Van de oudheid tot de middeleeuwen, de renaissance en de gouden eeuw, alles kom je ertegen.

De aankopen voor Hearst werden gedaan door Lord Duveen, die ondanks zijn titel van Nederlandse afkomst was. Duveen had verstand van kunst, maar als een van de weinigen wist hij ook hoe je van Hearst gebruik moest maken. De kwaliteit van de stukken is over het algemeen hoog, hoewel de familie Hearst na de dood van William Randolph zelf het mooiste schijnt te hebben weggehaald. Hearst’s Castle is wel eens omschreven als “een prutje van kaviaar, slagroom, ganzenlever, parmaham en asperges, direct uit de mixer”. Ook is de collectie wel eens gekwalificeerd als “een verzameling van antiquiteiten met een Rolex-functie”.

Toch is het goed dat Hearst’s Castle is blijven bestaan. Via San Simeon krijg je niet alleen een mooi inkijkje in de fascinerende figuur van Hearst, maar ook in een hele cultuur van een bepaald tijdperk. Door Hearst’s Castle ga je Amerika beter begrijpen, het dringt tot je door wat Hollywood betekent, en hoe door de Amerikanen de relatie wordt gelegd tussen kunst en Disneyland. Bent u in de buurt, ga beslist naar San Simeon.

Maar het Scheringa Museum voor Realisme in Wognum?

Scheringa Museum

Een privé-collectie kan zin krijgen door degene die verzameling heeft aangelegd: een portret aan de hand van kunstwerken die door anderen zijn gemaakt. Maar is Scheringa zo’n boeiende figuur dat hij hierop aanspraak kan maken? Welnee. Scheringa in een kleine krabbelaar, die misbruik heeft gemaakt van het gebrek aan snuggerheid bij veel van zijn klanten. In dat opzicht kan het Scheringa Museum in Wognum niets anders zijn dan het symbool van oplichterij. Het is de opgestoken vinger in de polder. Met kunst heeft dat onvoltooide gebouw niets van doen, met verneuken des te meer.

Nu zou voor het voortbestaan van de collectie nog iets te zeggen zijn, als Scheringa een geweldig neus voor kunst had gehad. Maar die bezat hij helemaal niet. Hij had maar een heel beperkte smaak en wist er nauwelijks iets meer vanaf dat de gemiddelde scholier. In NRC/Handelsblad las ik dat zijn conservatoren hem nog Lucian Freud hebben aangepraat.

Alles wat in Wognum van enige kwaliteit is, lijkt te zijn verworven door de huidige  en de vorige directeur. Wat Scheringa zelf mooi vindt, is hoofdzakelijk tweederangs. Daarom lijkt het ook volkomen zinloos om het Verneukmuseum voor Realisme te Wognum in stand te houden.

Willem Baars heeft gewoon gelijk dat je de 25 topstukken eruit moet halen. Dick Ket kan bijvoorbeeld naar het gemeentemuseum in Arnhem en Freud kan naar Den Haag. De rest moet je zien zo duur mogelijk te verkopen. Met de opbrengst daarvan kun je de gedupeerden genoegdoening geven. Het museum kan, als het nog wordt afgebouwd, dienst doen als buurthuis, veemarkt of open universiteit.

Op de manier wordt bijna iedereen er beter van: de Nederlandse musea, de kunsthandel, de slachtoffers van DSB en de inwoners van Wognum en omgeving.

Het is een verkeerd begrepen idee dat het redden van het Verneukmuseum iets te maken heeft met cultuur en cultuurpolitiek. Tjeerd Talsma, fractievoorzitter van de PvdA in de Provinciale Staten van Noord-Holland wil zelfs “miljoenen euro’s bij elkaar harken” om het museum en de collectie bij elkaar te houden. Gekkenwerk van een cultuurbarbaar, met onze belastingcenten. Houd die man tegen. Dan had Wouter Bos beter direct overheidssteun kunnen geven.

de Volkskrant, 29 oktober 2009, zie ook voor reacties.