Verzekerd!

Gastenhoek

In 2005 had ik met Martin Bril een kleine, tweewekelijkse correspondentie voor het blad Verzekerd!

Bril & Pam 3

Het betaalde goed, dit intern verspreide blaadje voor verzekeraars, maar weinigen zullen onze stukjes gelezen hebben.

Jammer eigenlijk, want zij waren bijzonder om te lachen. Ter ere van Martin, die nu een alweer een jaar dood is, de eerste twee afleveringen. In de toekomst misschien meer.

Aflevering 1

Bril

Collega!

Vanochtend werd ik wakker met Martin Ros die op de radio reclame maakt voor www-punt-heb-ik-mijn-pensioen-wel-goed-reregeld-of-ben-ik-straks-de-klos-punt-nl. Ik word wel vaker wakker met die Ros, en iedere keer krijg ik er een knauw van: al dat enthousiasme van die man, het speeksel spat door de wekkerradio heen. Kan niemand daar nou iets aan doen? Mag een mens nog rustig opstaan?

Je kunt de wekkerradio gewoon uit doen, dat snap ik ook wel, maar dan mis ik het nieuws van zeven uur – en ik ben een man die van gewoontes houd. Sommige dingen geef ik niet op, hoeveel Rossen er ook komen. Ergens moet een grens zijn, vind je niet?

Maar wat ik zeggen wilde: vanochtend trof die boodschap van Martin ineens doel. Ik was net grommend tegen het achterwerk van mijn echtgenote gekropen, wederom woedend dat mijn ochtendritueel zo wreed verstoord werd door www-punt-ben-nou-goed-verzekerd-of-heb-ik-er-een-potje-van-gemaakt-punt-nl, toen ineens het muntje viel: hoe staat mijn eigen oude dag er eigenlijk voor? Overigens een verschrikkelijke uitdrukking, dat vallende muntje. Maar goed, daar gaat het nu niet om. En ook niet om de warme rug van mijn echtgenote, want daar had ik ook helemaal geen belangstelling meer voor, vervuld als ik plots was van mijn oude dag.

Hoe zit het met jouw oude dag?

Ik heb altijd moeite gehad met die uitdrukking, trouwens. De jongste dag kennen we, dat is een begrip. Als ik me niet vergis houdt alles op als de jongste dag aanbreekt. Maar voor het zo ver is, moeten we een onze oude dag nog door. Het doet mij denken aan oude koek die ook op moet, en ik hou daar niet van. Geef mij maar kakelverse dagen, je weet wel, met rijp op de velden en een zonnetje erboven. Maar goed, die oude dagen komen dus onherroepelijk op ons af en hoe moet dat nou?

Ineens is het me zwaar te moede geworden. Spaarplannen, pensioenopbouw, appeltjes voor de dorst – het zijn niet mijn sterkste punten. Daarom vraag ik je; hoe heb jij dat nou aangepakt, of vind je het een stomme vraag?

Je collega in nood Martin.

Antwoord:

Pam

Collega in nood!

Ik kan wel merken dat je geen schaker bent, zoals ik. Schakers denken namelijk altijd een heleboel zetten vooruit, wist je dat? Terwijl jij nog over je pensioen zit te piekeren, weten schakers al lang wat er op hun oude dag gaat gebeuren. Daarom maken zij zich daar helemaal geen zorgen over.

Heb je bijvoorbeeld wel eens van Lodewijk Prins gehoord?

Die is lang geleden nog eens schaakkampioen van Nederland geweest. Een hele vreemde schaker en een hele vreemde man. Hij verzekerde zich voor alles en hij wist je ook precies te vertellen waartegen je je verzekeren kon: tegen waterschade, een weggelopen vrouw, het afrukken van een vingerkootje, dat soort dingen. Als hij ging vliegen, sloot hij altijd een extra verzekering af ten bate van zijn vrouw en zijn kinderen. Mocht hij dodelijk verongelukken dan kregen zijn nabestaanden in één keer een smak geld.

Fijn.

Maar of hij er gelukkiger door is geworden, weet ik niet. Telkens, als je veilig terugkeert, is er toch het gevoel dat je vrouw en kinderen blij hebt gemaakt met een dooie mus. En bovendien: wanneer er zo’n bedrag op je hoofd staat, wordt op den duur wel iets van je verwacht, lijkt me.

Ik begrijp heus wel, collega, dat je je ergert aan Martin Ros en zijn www-punt-ben-ik-nou-goed-verzekerd-of-moet-ik later-naar-het-leger-des-heils.nl, maar hij bedoelt het goed. Hij wil juist dat je zorgeloos tegen de warme rug van je vrouw aan kunt schurken, zonder lastig gevallen te worden door donkere wolken boven een oude dag. De beste verzekering voor een schrijver is natuurlijk een rijke vrouw te trouwen, heeft Harry Mulisch al terecht beweerd.

Kennelijk is jou dat nog niet gelukt, maar wanhoop niet: een mens is nooit te oud om zich te verzekeren.

Zelf heb ik een verzekering die loopt tot mijn 65ste. Als ik voor die tijd kom te overlijden, doe ik mijn vrouw een groot plezier, want dan komt er een behoorlijk groot bedrag vrij. Het lijkt nu nog ver weg, maar hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd gaat. Nog even de kiezen op elkaar.

Je zorgeloze collega Max.

Aflevering 2

Collega!

Pam

Vorige keer begon je meteen over je pensioen en over de angst die je bevangt zodra je dat spotje hoort van www-punt-heb-ik-mijn-pensioen-wel-goed-geregeld-of-moet-ik-straks-bij-mijn-kinderen-in-huis-punt-nl.

Maar denk na: voor het zover is, moet je wel eerst je pensioen hebben bereikt – en het liefst op een gezond mogelijke manier. Aan alle pensioenen gaat een ziektekostenverzekering vooraf, die ervoor zorgt dat je überhaupt kunt beginnen aan je welverdiende ouwe dag. Wist je dat een mens gemiddeld in zijn leven drie keer dood zou zijn als de moderne wetenschap niet bestond? Het weghalen van de blinde darm is nu maar een kleine ingreep, maar stel je de tijd voor dat de piskijkers geen idee hadden wat ze moesten doen met iemand die lag te krimpen van de pijn.

Ook hier geldt dat kosten voor de baat uitgaan. Al in mijn studententijd heb ik mijn eerste ziektekostenverzekering genomen. Dat leek mij verstandig, maar verder dacht ik er niet echt over na. Als je jong bent, is ziekte meestal geen deel van je wereld. Zorg klinkt en ruikt naar je moeder en als je jong bent, wil je alleen maar weg onder de vleugelen van je moeder. Nog goed herinner ik mij de onaangename klank van het woord  “ziekenfonds”. Het was als met dat andere woord “woningnood”: er zou genoeg van moeten zijn, maar er was altijd te weinig van.

Het ziekenfonds stond voor wachtkamers, die volzaten met arbeiders die zojuist van de steiger waren gevallen. Verder had je voor arme mensen het ziekenfondsbrilletje: twee ronde glazen aan een stalen montuurtje. Later is het ziekenfondsbrilletje nog even in de mode geweest als teken van solidariteit met wat toen de werkende klasse heette. Ik heb ook nog even met zo’n brilletje rondgelopen, maar dat nam niet weg dat ik één ding heel zeker wist: solidariteit is een mooie zaak, maar als het even kan verzeker ik mij particulier.

Hoe zit dat met jou? Lees jij nog zonder ziekenfondsbrilletje?

Je bijziende collega, Max

Antwoord:

Bril

Beste bijziende,

Om bij het laatste te beginnen: Neen. Ik lees met een bril, een zogenaamde leesbril. Breek me de bek niet open. Tot ongeveer mijn achtendertigste kon ik alles lezen zónder bril, zelfs de kleinste letters van de ingewikkeldste polissen, geen probleem.

Maar toen begon het.

Het eerste wat ik merkte was dat ik het leesvoer steeds verder van me af ging houden. Daarna brak een periode van manouvreren aan. Je ziet wel eens iemand die te ijdel is om een bril te dragen eindeloos met een krant of een tijdschrift in de weer; dan weer moet het papier zo liggen, dan weer net iets anders, dan weer zit de lezer in zijn eigen licht, vervolgens hangt de lamp fout of trekt een wolk voor de zon– geen alinea komt rustig binnen. Gruwelijk. En zo was ik ook.

Dus naar de brillenman.

Die erg moest lachen natuurlijk, want ja, ik heet ook nog eens Bril. Hij schreef me een leesbril voor. Vond hij heel toepasselijk, haha.

Dat is nu een paar jaar geleden en mijn ogen hollen almaar harder achteruit. Ieder half jaar krijg ik een nieuwe leesbril op mijn neus, met almaar sterkere glazen en futuristischer monturen.

Niet alleen is mij de lol in het lezen vergaan, ik heb er ook een pijnlijke neus aan overgehouden, want ja, als schrijver lees je natuurlijk veel, en niet alleen jezelf. Het is inmiddels zo ver gekomen dat ik niet eens meer kan eten zonder mijn leesbril, en dat is niet omdat ik lees onder het eten, die lol is er ook al bij ingeschoten, maar omdat ik anders niet zie wat er op mijn bord ligt.

Enfin.

Ik denk wel eens, waarde collega, had ik mij maar tegen die verslechtering van mijn ogen kunnen verzekeren. Ja. Dan zouden nu de duiten binnenvloeien, iedere maand een mooi rond bedragje om mij te compenseren voor het leed dat leesbril heet. Maar tegen zoiets eenvoudigs kan een mens zich niet verzekeren, net zo min als tegen zere voeten, ik heb er mijn ziektekostenpolissen laatst nog eens op nageslagen. Voor de kleine lettertjes had ik een enorm vergrootglas nodig – alsof ik godbetere postzegelverzamelaar was!

Een sikkeneurige groet, Bril