Pam & Bril (15)

Gastenhoek

In 2005 had ik met Martin Bril een kleine, tweewekelijkse correspondentie voor het blad Verzekerd!

Bril & Pam 3

Het betaalde goed, dit intern verspreide blaadje voor verzekeraars, maar weinigen zullen onze stukjes gelezen hebben.

Aflevering 15.

Bril

Collega,

Ik had me net achter mijn laptop gezet om jou te schrijven toen er ineens op de deur van mijn hotelkamer werd gebonkt. Je moet weten; ik zit in Vlissingen, een mooie stad, maar ver van huis en ik heb erge last van heimwee, maar dat terzijde.

Ik besloot het rumoer te negeren – het gebeurt wel vaker als ik in hotelkamers zit dat er plotseling iemand aan de deur staat; meestal een vrouw die iets wil, of anders wel haar echtgenoot. Maar dit geklop en gerammel was hardnekkig, dus ik haastte me boos naar de deur en rukte hem open. Een Bekende Nederlander viel tegen mij aan. Ik verloor het evenwicht en sloeg achterover. De Bekende Nederlander, het had Youp van ’t Hek kunnen zijn, maar hij was het niet, volgde mij in de ruggelinks val – en we eindigden hard op de grond.

“Help me,” kreunde de Bekende Nederlander – en ik had meteen in de gaten dat het een ernstige zaak was, geen dronkenschap, maar echt iets anders, misschien een beroerte. Zijn mondhoeken hingen scheef, en zijn ogen rolden. Zelf voelde ik me ook niet lekker, want ik was met mijn hoofd hard op de vloerbedekking terecht gekomen.

Maar goed, ik worstelde me onder de zwaarlijvige patiënt uit en belde roomservice, ja, wie moet je anders bellen in zo’n geval?

Roomservice arriveerde onmiddellijk in de vorm van een vriendelijke neger die spoorslags bij de gevelde Bekende Nederlander neder hurkte, de boord van zijn overhemd losrukte en met beide handen diens borstkas begon te bepompen. Ik stond er een beetje bedremmeld bij, Max, dat zul je begrijpen.

“Bel 112,” riep roomservice, “of nee, de receptie! We hebben een ziekenwagen nodig.”

Ik deed wat mij gevraagd werd en ging daarna handenwringend op de rand van het bed zitten – als dit maar goed afliep. Stel je voor dat de Bekende Nederlander het loodje zou leggen in mijn hotelkamer! Of moest ik een natte handdoek pakken? Ik wist het niet, en van de weeromstuit passeerde in een paar korte flitsen mijn leven, alsof ikzelf dood ging, zal ik maar zeggen, en daar schrok ik verschrikkelijk van. Heb je ooit zo’n ervaring gehad?

In de verte hoorde ik inmiddels de ambulance al aankomen. De Bekende Nederlander lag hevig te rillen, roomservice fluisterde warme woorden van troost in zijn oor. Ik dacht aan jou, en het stukje dat ik net begonnen was te schrijven.

Zou ik het ooit afkrijgen? Of kwam de ziekenwagen ook voor mij?

Nu ja,

Je Martin

Antwoord:

Waarde Collega,

Pam

Nee, zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. Dat komt natuurlijk omdat maar zelden op mijn hotelkamerdeur wordt geklopt door een vrouw, terwijl de keren dat er op mijn hotelkamerdeur wordt geklopt door de echtgenoot van diezelfde vrouw helemaal op de vingers van één hand zijn te tellen. Ik raad je trouwens strenge tucht aan op dit gebied. Er zijn mannen en vrouwen die op hun trouwdag een verzekering nemen tegen de kosten van een eventuele scheiding, maar zoiets spreekt mij niet aan. Stand by your own woman.

Bekende Nederlanders kloppen evenmin bij mij aan. Ik denk dat ik het charisma mis waardoor Bekende Nederlanders elkaar herkennen. Eerlijk gezegd probeer ik Bekende Nederlanders zo veel mogelijk te mijden, wat overigens niet altijd lukt. Laatst kwam ik er eentje op straat tegen – het had Youp van het Hek kunnen zijn, maar hij was het niet – die meteen begon te vertellen dat hij huwelijksproblemen had, dat zijn vrouw bij hem weg wilde en dat hij zeer leed onder haar voornemen in die richting. Een paar dagen later las ik toevallig bij de kapper in de Privé dat die Bekende Nederlander, die dus niet Youp van het Hek was, in het theater De Hooischuur te Breda verliefd was geworden op een barmeid. Maar het was geen gewone barmeid, zo had de redactie van het blad achterhaald, het was een barmeid die daar werkte om haar vijf bloedjes van kinderen van een passende opvoeding te voorzien.

Kortom, collega, al dat reizen van hotelkamer naar hotelkamer is nergens goed voor.

Maar nu je vraag of die ziekenwagen eigenlijk voor jou kwam. Of die ziekenwagen in jouw geest eigenlijk staat voor de Man met de Zeis. Hier kan ik alleen maar iets uit eigen ervaring vertellen. Vier jaar geleden heb ik, zoals je weet, een kleine beroerte gehad. Ik werd als een verhuisdoos mijn slaapkamer (drie hoog) uitgetakeld, terwijl beneden op straat een ambulance op mij stond te wachten. Toen de ambulance met volle sirene wegscheurde, hoorde ik een van de ziekenbroeders nog roepen: “Blijf tegen hem praten!”.

Daarna moet ik in slaap zijn gevallen. Eenmaal wakker heb ik mijn bestaan toch weer kunnen oppakken, maar ik weet nog steeds niet of ik leef, droom of toch dood ben en je dit schrijf vanuit het hiernamaals.

Je vriend Max