Wie is toch die Paul?

Buitenhof

Een bekend gezegde luidt dat in een oorlog de waarheid als eerste sneuvelt. De legendarische journalist I.F. Stone heeft dat nog kernachtiger verwoord, toen hij opmerkte: “In oorlogstijd bestaat elke regering uit leugenaars en moet je niets geloven van wat zij zegt”.

Met deze observatie in het achterhoofd volg ik met belangstelling de oorlog in Libië en vooral de strapatsen van onze ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken, respectievelijk Hans Hillen en Uri Rosenthal.

Ons land is op een onaangename manier bij die oorlog betrokken geraakt door de mislukte evacuatie van een werknemer van Haskoning, een Nederlands bedrijf dat jaren lang meehielp aan de bouw van container terminals en oliehavens in Libië. Kind aan huis dus bij dictator Khadaffi.

Waarom ging het mis daar op het Libische strand? Wie was die man die zo nodig moest worden gerepatrieerd? En waarom treedt hij niet naar voren? Is de operatie verraden en door wie? Had prinses Mabel er echt iets mee te maken? Dat soort Kamervragen en nog veel meer, 124 in het totaal, zijn aan minister Hillen gesteld.

Uit de eerste commentaren maak ik op dat er talloze gaten, raadselachtigheden en tegenstrijdigheden in de antwoorden zitten. Het beste wat je ervan kunt zeggen, is dat de minister misschien niet probeert te liegen, maar dat hij zeker ook niet probeert de waarheid te spreken. Zelf ben ik geneigd niets voor waar aan te nemen van wat ons van overheidswege en door Haskoning wordt verteld.

Erik Oostwegel

Zo vermoed ik dat die vent die men van het Libische strand wilde halen helemaal geen Paul heet, zoals de baas van Haskoning ons wil laten geloven. Misschien heet hij wel Kees, of Lucas of Winston. In elk geval blijft Paul liever anoniem en zal hij ook niet naar de Tweede Kamer komen om opheldering te geven.

Vanwege die weigering wil ik mij nu persoonlijk richten tot Paul, Lucas, Winston, of hoe hij ook moge heten.

Luister beste Paul,

Nederlandse militairen hebben jou willen redden met gevaar voor eigen leven. Zij hebben dat gedaan met overheidsgeld, dus van mijn belastingcenten. Ze hebben van mijn belastingcenten iemand willen redden, die zelf dacht een flinke duit te kunnen verdienen aan het moordenaarsregiem van Khadaffi. En nou wil jij, beste Paul, niet eens een uurtje voor het parlement uittrekken om tekst en uitleg te geven.

Ben je nou helemaal belazerd, beste Paul, Lucas, Winston, of hoe je ook moge heten. Als je inderdaad zo’n dood gewone werknemer bent, die niets te verbergen heeft, en die tegen een modaal inkomentje voor Khadaffi alleen maar een onnozele kade heeft aangelegd – zoals wij moeten geloven – dan is er helemaal geen reden om geheimzinnig te doen.

Beste Paul, ga jij even op het dak zitten. Of liever in een helikopter. Want als jij weigert naar de Kamer te komen, mag je wat mij betreft en van mijn belangcenten, morgen worden teruggezet op het Libische strand.

Trouwens, in het geval van een blijvende weigering zou ik de Tweede Kamer willen verzoeken een parlementaire enquête te beginnen, want dan is Paul, Kees, Lucas, Winston of hoe hij ook moge heten wel degelijk verplicht zich te laten verhoren.

Onder ede, opdat de waarheid ook niet als laatste sneuvelt.

Buitenhof, 27 maart 2011