Reageren kan hier. Tevens voor aanvragen lezingen en optredens.
Hieronder volgt een ingezonden brief van Els Lucas, naar aanleiding van mijn Buitenhofcolumn over het proces tegen Geert Wilders. Els Lucas is de advocaat, die als eerste aangifte deed tegen Wilders.
Geachte heer Pam,
Het proces waarover u sprak vandaag, heeft mijn bijzondere belangstelling. Uit uw betoog begrijp ik dat u worstelt met onbeantwoorde vragen. Daarnaast besprak u uw gevoelens van ongenoegen over de kwaliteit van de presentatie van de advocaten van de aanklagers.
Het zal u, als u doorleest, niet verwonderen, dat ik de door u uitgestoken handschoen oppak.
Op 7 augustus 2007 heb ik –als eerste- bij de politie een aangifte gedaan terzake van –naar mijn oordeel- overtreding van art. 137d Wetboek van Strafrecht door de heer G. Wilders als auteur van een artikel in de Volkskrant, met als titel : Genoeg is Genoeg. Aanvankelijk hoorde ik over dit artikel reppen in de nieuwsuitzending van die ochtend. Als een goed advocaat betaamt ben ik naar naar de brievenbus gelopen om de Volkskrant van die ochtend ter hand te nemen, en vervolgens zelf te lezen wat de heer Wilders aan het krantenpapier had toevertrouwd.
Eerlijk gezegd, mijn mond viel open van verbazing. Hoe is het mogelijk, dat een man met de verantwoordelijkheden die horen bij een parlementariër zich zo enorm laat gaan. Zo ernstig, dat er zelfs een strafbare uiting in te lezen is, te weten: “Sluit de grenzen voor moslim-immigranten, verbied de Koran”.
In maart 2008 was de heer Wilders weer aan de beurt: in zijn film Fitna wekt hij de suggestie dat de groei van het aantal moslim-immigranten in Nederland zich recht evenredig zal verhouden met het voorkomen van of in ieder geval gaan voorkomen van bloederige gewelddadigheden. Reden voor een tweede aangifte, wederom ter zake van 137d Sr.
Het had wat mij betreft ook een aanzienlijk eenvoudiger proces mogen worden. Het betreffende wetsartikel pleegt meestal aan het oordeel van de Politierechter (alleenzittende) te worden voorgelegd. Het zal ongetwijfeld te maken hebben met het feit, dat het Openbaar Ministerie, al dan niet intensief aangestuurd door politiek Den Haag, een huzarenstuk het licht heeft doen zien waar het de sepotbeslissing betreft. Een doorwrocht betoog, waarbij stelselmatig langs de cruciale elementen werd heen gescheerd. Daar waar ik mij nog zorgen maakte over de vraag hoe in een klachtprocedure bij het Gerechtshof de ontvankelijkheid van mij als klager een kwestie zou worden, bleek dat –zeker achteraf- een nodeloze gedachte geweest te zijn.
Met de 7 andere klagers, al dan niet vertegenwoordigd door advocaten, constateerde ik, dat het Gerechtshof mijn visie deelde, althans meende dat die visie voldoende hout sneed om de kwestie voor te leggen aan de onafhankelijke rechter.
Vervolgens heeft het weer maanden geduurd voor het Openbaar Ministerie een dagvaarding het licht liet zien. Ongeduldig geworden deed ik hen in de loop van die maanden daartoe zelf maar een voorstel. Welnu de door mij voorgestelde dagvaarding besloeg niet méér dan een half A4-tje, en zou, naar mijn overtuiging nog steeds de meest rechtstreekse route naar een makkelijk te begrijpen eindoordeel van een unus judex zijn geweest.
Wilders lijkt zich inderdaad uit te putten in het voorkomen van een inhoudelijke behandeling en wordt daarbij terzijde gestaan door een raadsman die qua professionele distantie naar mijn oordeel wat steekjes heeft laten vallen (zie P&W afgelopen vrijdagavond). Een ieder moet natuurlijk zijn/haar eigen strategie kiezen in de verdediging, dat is het prerogatief van de verdediging, gelukkig ook maar. Tegelijkertijd ziet de argeloze televisiekijker een show opgevoerd worden waarin “fatsoen moet je doen” ver te zoeken is.
Voor alle duidelijkheid vermeld ik voor u de tekst van het wetsartikel :
Artikel 137d, zie wetboek-online.nl/wet/Sr/137d.html, Sr, Boek 2, Titel 5
1.
Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
2.
Indien het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt of door twee of meer verenigde personen wordt gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.
Het is naar mijn oordeel echt een appeltje – eitje situatie:
Het sluiten van de grenzen voor een specifieke groep immigranten uitsluitend afgebakend door hun afkomst (in dit geval ras/godsdienst) is in strijd met lid 1 van dit artikel.
Voor het bewezen verklaren van het zaaien van haat is in de Nederlandse rechtspraak sinds jaar en dag vast gebruik, dat het nog niet eens zo behoeft te zijn dat er daadwerkelijk haat is ontstaan. Dat een uiting geschikt is om haat aan te jagen, is voldoende.
In de Europese rechtspraak waar het vrijheid van meningsuiting betreft is inmiddels ook wel vaststaand, dat ook voor politici geldt, dat zij een ruime vrijheid hebben, maar tegelijkertijd ook een ruimere verantwoordelijkheid voor het publiek belang. Onder het in Nederland wonende publiek bevinden zich ook mensen met een moslimachtergrond.
De uitingen van Wilders dragen er op strafbare wijze toe bij dat zij zich niet of minder welkom voelen, niet alleen omdat het de PVV is, die kennelijk nastreeft de vreemdelingenwetgeving zo aan te passen, dat je als je moslim bent voor onbepaalde tijd niet meer in Nederland kunt/mag vestigen, maar ook, omdat de PVV zo’n groeiende aanhang heeft. Het behoeft weinig betoog dat de samenleving lijkt doorklieft van het wij- zij-denken. Het is strijdig met alles wat de lage landen sedert de Unie van Utrecht meenden na te streven: vrijheid om hoe dan ook je eigen geloof te kiezen en daarvoor niet door de staat te worden lastig gevallen. Wilders heeft zichzelf tot verklaard boegbeeld uitgeroepen om die vrijheid te willen gaan beteugelen zodra hij het voor het zeggen zou hebben. Wat hij vooral doet is een zondebok duiden. Daar is geen enkele samenleving bij gebaat. De oversimplificering onder het motto “alles moet gezegd mogen worden” verdient een rechterlijk oordeel nu het een zo enorme impact op de samenleving als geheel heeft.
En dan nog even over de advocaten van klagers, daar voel ik me wel een beetje over aangesproken. Ik vraag mij af waar en wanneer u mij heeft zien optreden en dan in het bijzonder op een wijze als door u in uw column verwoord.
Tenslotte wil ik niet onvermeld laten, dat ik uw vertwijfeling over waarom Churchill en Oriana Fallaci wel ongestraft een vergelijk tussen Koran en Mein Kampf mogen maken, en Wilders niet, begrijp. Ten onrechte doet u voorkomen alsof dat vergelijk nu de crux is in het hele proces. Dat wil Wilders doen geloven, en, dat moet hem meegegeven worden: in beeldvorming is hij een meester. Zelfs u heeft hij daarmee om de tuin geleid, maar wat schokkender is: u neemt de beeldvorming over. Het vergelijk is echter slechts één onderdeel van de bijna 30 pagina’s tellende tenlastelegging.
In mijn beeldvorming gaat het om een persoon die kennelijk argumenten heeft om mensen uit een bepaalde bevolkingsgroep/levensovertuiging of religie in een negatief daglicht te stellen. Wilders zegt tegenwoordig wel heel graag dat hij niets tegen moslims heeft, maar tegen hun geloof. Maar goed, het zijn mensen die immigreren en aan hen hangt –al dan niet- een religie. Ik weet nieet of u de sepotbeslissing ooit helemaal heeft gelezen, ik zou het zeker willen aanraden dat eens te doen. U zult kunnen constateren, dat het Openbaar Ministerie meent, dat Wilders het niet over mensen maar over een religie heeft. Het wetsartikel dat ik vermeldde gaat ook over mensen, mensen die …
Daarom meeen ik, dat zowel Wilders als het Openbaar Ministerie – in de sepotbeslissing en in hun requisitoir van de eerste ronde – het bij het verkeerde eind hebben.
Uw reactie zie ik met belangstelling tegemoet.
Met vriendelijke groeten,
Els Lucas
advocaat