La Solal is back with Leo

Boeken etc

Leo Castelli en zijn kunstenaarskring in New York
Annie Cohen-Solal
Vertaling: Peter Diederich en Inge Kok
Uitgever: De Bezige Bij
Sterren: * * *

Lang had ik niet meer van haar gehoord, maar ineens kwam ik haar naam weer tegen in de boekhandel. Annie Cohen-Solal!

Castelli 3

Als ik het mij goed herinner was zij in 1985 in Nederland en bracht zij met haar verschijning de intellectuele elite het hoofd op hol. Zij werd omschreven als “een wonderlijke combinatie van schoonheid en hersens”. Zij maakte helemaal furore, toen zij op de televisie Adriaan van Dis in alle talen en in alle charmes verpletterend versloeg.

Uitgevers, journalisten en filosofen vochten erom wie haar tafelheer mocht zijn en mijn gedachten gaan terug naar een gemeenteambtenaar, die meende een verhouding met haar te hebben.

Annie Cohen-Solal was destijds in Amsterdam om haar vuistdikke biografie over Sartre (610 pagina’s) te presenteren. In een mum van tijd werden er van de vertaling tienduizend verkocht, wat Adriaan van Dis later deed verklaren dat deze biografie “het mist gelezen boek is uit de Nederlandse boekenkast”.

Of dat waar is, betwijfel ik, want nog steeds is Jean-Paul Sartre, zijn biografie een uiterst leesbaar boek. Sartre wordt niet alleen neergezet als een belangrijke filosoof, maar ook als aandoenlijke figuur met een niet gering aantal menselijke tekortkomingen. Je zou kunnen zeggen dat met biografie van Annie Cohen-Solal de afkalving van de Sartre-mythe is begonnen.

Na haar indrukwekkend bliksembezoek is mevrouw Cohen-Solal enigszins in de vergetelheid geraakt, althans in Nederland. Het Frans is nu eenmaal geen verplicht vak meer, en dan krijg je zoiets. In werkelijk reisde zij de wereld rond en bekleedde zij zo veel leerstoelen, dat menig professor jaloers op haar zal zijn. In 2009 kreeg zij de Légion d’Honneur, de hoogste Franse onderscheiding.

Castelli

Ook was Cohen-Solal enige tijd cultureel attaché in New York, in welke hoedanigheid zij het onderwerp van haar nieuwe biografie heeft leren kennen. Leo Castelli en zijn kunstenaarskring in New York, heet haar nieuwe boek, dat in het Engels de eenvoudige titel draagt: Leo & His Circle. Dat is misschien ook het verschil: waar men in Nederland bij Leo en zijn cirkel denkt aan Leo Beenhakker of Leo Blokhuis, is het voor Amerikanen meteen duidelijk dat het om Leo Castelli gaat, de befaamde galeriehouder bij wie Pollock, de Kooning, Jasper Johns, Warhol, Lichtenstein, Stella, Judd en Nauman groot zijn geworden – om maar een paar illustere namen te noemen. Het is Castelli (1907-1999) geweest, die de Amerikaanse beeldende kunst op de kaart heeft gezet. In de Castelli Gallery te Soho, NY zijn de eerste schilderijen getoond, die waren verbonden aan stromingen als Abstract Expressionisme, Pop Art, Minimal Art en Conceptual Art.

Laat ik voorop stellen dat deze biografie zonder meer leesbaar is, maar dat zij niet haalt bij die over Sartre. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is Sartre, ondanks alles, toch een veel interessantere figuur dan Castelli. Sartre was een denker, een filosoof, een schrijver, iemand die bovendien een liefdesleven heeft geleid dat maar weinig mensen gegeven is.

Castelli daarentegen is veel minder een oorspronkelijk denker. Hij was iemand met een fijne intuïtie, die zijn ogen wijd open hield voor dingen die anderen niet zagen of niet wilden zien, maar in de kern was hij een waarnemer, een navolger en tenslotte ook een handelaar. Sartre wilde meningen overbrengen, hij wilde getuigen, maar behalve een paar onnozele Mao-blaadjes wilde hij niets verkopen. Bij Castelli ging het, hoe je het ook wendt of keert, om het maken van omzet. Hoe belangrijk het ook was dat Pop Art als een serieuze stroming in de kunst werd geaccepteerd en hoe handig Castelli bij het lanceren van zijn kunstenaars ook te werk ging, aan het eind van alle inspanningen moest er toch brood op de plank komen – voor degenen die hij vertegenwoordigde en voor hemzelf.

Dit in aanmerking genomen is de biografie over Castelli nogal wijdlopig. Bij Sartre ben je steeds geneigd de auteur toe te roepen “ga door!”, terwijl je bij Castelli soms genoeg krijgt van al die uitvoerige levensbeschrijvingen. Het duurde bij mij dan ook een tijdje voordat dat figuur van Castelli bij mij begon te leven. Al direct in haar inleiding schrijft Cohen-Solal dat het haar ambitie is om Castelli, die uit een Italiaans-Roemeens-Oostenrijkse bankiersfamilie stamt, te verklaren vanuit de geschiedenis van het Europese Jodendom. Zij slaagt daar ongetwijfeld in, maar onderweg zal zij heel wat lezers zijn kwijtgeraakt.

Castelli’s voorgeschiedenis is zonder meer van belang en zonder de vlucht van zijn familie die hen deed ontsnappen aan de Holocaust, is zijn carrière niet goed te begrijpen. Maar aan de andere kant geldt voor  Castelli, meer dan voor wie ook, dat zijn leven begon bij veertig. Dan komt Costelli in New York terecht en vindt hij zijn levensbestemming door zijn eruditie én zijn handelsgeest in dienst te stellen van de Kunst.

Amerikaanse kunstenaars waren in de naoorlogse jaren niet erg in trek bij de Amerikanen zelf. Amerikaanse conservatoren zochten het vooral in Europa, waar zij het liefst Matisse, Magritte, Klee en Dufy kochten. Langzaam wist Castelli de Amerikanen ervan te overtuigen dat Amerika niet alleen het machtscentrum van de wereld was, maar dat New York voortaan zou gelden als de plaats waar je moest zijn voor moderne kunst.

Dat is uiteraard niet zonder slag of stoot gegaan, want culturele instellingen in de Verenigde Staten kampten met een gebrek aan zelfvertrouwen en in Europa werd neergekeken op de Pop Art. Maar Castelli bouwde in de loop der jaren een groot netwerk van getrouwen op, waarin het Stedelijk Museum in Amsterdam een niet onbelangrijke schakel was.

Het keerpunt kwam in 1964, toen Castelli – niet zonder gekonkel – erin slaagde Roy Lichtenstein de Biënnale in Venetië te laten winnen. De Oude Wereld reageerde geschokt, zowel op de verkiezing als op de machinaties die eraan vooraf gingen. Zelf bleef Castelli er laconiek onder. Hij zei: “Alles is politiek. Als je in de politiek gekozen wilt worden, dan is dat geen eenvoudige zaak. Je hebt te maken met stromingen, onderhuidse spanningen, manipulaties, enzovoort. De prijzen op de Biënnale gehoorzamen aan dezelfde wetten die gelden bij een politieke verkiezing”.

Dat is goed te weten, want binnenkort wordt de Biënnale weer gehouden.

Daarna is de moderne beeldende kunst nooit meer hetzelfde geworden. De prijzen van de Pop Art-kunstenaars schoten omhoog, niet in de laatste plaats omdat Castelli een uiterst slim – maar ook een uiterst elegant – spel speelde met zijn klanten. Altijd suggereerde hij zijn potentiele kopers dat zij op een wachtlijst werden geplaatst, terwijl in werkelijkheid die wachtlijst helemaal niet bestond.

Annie Cohen-Solal vertelt dit verhaal bijna in de vorm van een hagiografie, zodat te vrezen valt dat er weer een ongelezen werk in de Nederlandse boekenkasten bij zal komen. Over Castelli’s privéleven, dat toch behoorlijk onstuimigheid moet zijn geweest, hult zij zich – anders dan bij Sartre – enigszins in het vage. En dat is toch wel jammer. Behoorde zij misschien zelf tot zijn entourage?

HP/De Tijd, 30 september 2011