De voetballer zit, net als het paard, aan zijn limiet

Beweringen en bewijzen

Onlangs las ik dat renpaarden in de loop der jaren niet harder zijn gaan lopen. De topsnelheid van het snelste ras, de Engelse volbloed, blijft net onder de zeventig kilometer. Het wereldsnelheidsrecord staat al sinds 5 februari 1945 op naam van Big Racket, een vierjarig paard dat in Mexico City het parcours aflegde met een snelheid van 69,62 km per uur.

snelste paard

Dat record staat dus precies 67 jaar. Op internet wordt beweerd dat er een paard is geweest dat in volle sprint heel even 89km heeft gelopen, maar dat heb ik verder nergens bevestigd gezien. Ondanks verbeterde voeding en training is de topsnelheid van het paard niet verhoogd.
Zelfs meer kennis over doping en over methoden om dopinggebruik van doping te verheimelijken, heeft er niet toe geleid dat het renpaard rapper is geworden. Hoger springen doet het paard trouwens ook niet meer. Het officiële hoogterecord (2,47 meter) dateert van 1949. Het minst oud is nog het verspringrecord voor paarden. Dat werd in 1975 gevestigd door Something met een sprong van 8.40 meter.

Het paard zit zo wel ongeveer aan zijn limieten, maar de mens lijkt daar nog niet aan toe. Veel verbeteringen van sportrecords zijn te danken aan verbeterd materiaal. Schoenen, schaatsen, rackets, golfclubs, fietsen, enzovoort, hebben de mens in staat gesteld sneller te lopen, te schaatsen en te wielrennen. Tevens kunnen wij daardoor harder en verder slaan. Maar in niet alle sporten is  voortuitgang meetbaar. Zo ben ik ervan overtuigd dat Capablanca en Aljechin, na enig bijspijkeren van hun openingsrepertoire, morgen weer met beste schakers van de wereld zullen meedoen.

Is voetbal kwalitatief beter geworden? Dat zou je wel verwachten, gezien de miljarden die er tegenwoordig in omgaan.

Afgelopen zondag zat ik met mijn zoon bij Feyenoord-Ajax. De laatste keer dat ik in de Rotterdamse Kuip naar een voetbalwedstrijd keek, was in 1961. Ik ging toen met mijn vader naar Feyenoord-Blauw Wit. Als Amsterdammers waren wij tégen Ajax, maar vóór Blauw Wit, iets waar mijn zoon nu heel anders over denkt. Destijds moest mijn vader een wedstrijdverslag schrijven. Hij was dan wel journalist, maar hij wist niets van voetballen. Zo’n wedstrijdverslag was een schnabbeltje, dat hem een paar vrijkaartjes opleverde. Aan mijn vaders carrière als voetbalverslaggever kwam echter een voortijdig einde door de vreemde omstandigheid dat een club toen nog na de wedstrijd een protest kon indienen, bijvoorbeeld omdat er geen penalty was gegeven. Die penalty werd dan direct na afloop genomen, waarna een commissie later in de week besliste of de uitslag werd gewijzigd. Op een keer dienden beide ploegen een protest in en werden er na afloop op beide helften een strafschop genomen. Mijn vader had dat niet in de gaten en beschreef in zijn verslag een reuze spannende laatste minuut, waarin nog twee strafschoppen werden benut. De wedstrijd eindigde in 1-1, terwijl mijn vader 2-2 had geteld. Later in de week werd de uitslag omgezet in 2-1.

Feyenoord-Blauw Wit

Maar op die middag in 1961 zaten wij bij Feyenoord-Blauw Wit. Het werd een van de verschrikkelijkste voetbalwedstrijden uit mijn leven. Blauw Wit werd met 9-1 verslagen, vernederd. Met vloeiend aanvalsspel tikten Bergholtz, Van der Gijp en Moulijn de Amsterdamse achterhoede helemaal weg. Vijftig jaar later in de Kuip zag ik ineens die dribbels van Moulijn weer voor me.

Volgens Tom Egbers is Feyenoord-Ajax van afgelopen zondag een “schitterende wedstrijd” geweest. Dat dit niet waar is, kan ik getuigen. Op de televisie zie je alleen de beste momenten, maar in werkelijkheid was Feyenoord-Ajax een wedstrijd van povere techniek, slechte passes en blunderende keepers. Ik heb zelden zo veel geknoei gezien. Ze kunnen geen balletje dood maken en geen mannetje passeren. Ik zag ook weinig vreugde en veel knikkende knieën. Ze staan er bij alsof zij elk moment kunnen worden uitgescholden, wat vermoedelijk ook zo is. Ik ben ervan overtuigd dat de Moulijn, Van der Gijp en Bergholtz morgen weer kunnen meedoen.

De voetballer van nu zit net als het paard aan zijn limiet. Mogelijk dat Messi presteert wat Big Racket op zijn manier in 1945 presteerde, maar echte vooruitgang is er niet meer. Dat is ook de reden dat coaches, managers en voetbalbonzen zo veel macht hebben gekregen. Individueel kunnen de beste voetballers zich nauwelijks meer verbeteren. Vooruitgang is alleen nog  mogelijk via het beter functioneren van het collectief.

Overigens werd Feyenoord in 1961 kampioen en eindigde Blauw Wit nog als derde.

De Volkskrant, 4 februari 2012