Roel van Duijn verdient een grote schadevergoeding van de staat

Boeken etc

Diepvriesfiguur
Roel van Duijn
Uitgever: Van Praag
Sterren: * * * *

Roel van Duijn 2

Even een kleine waarschuwing vooraf: dit is geen recensie.

Daarvoor ken ik de auteur te lang. Zijn naam is Roel van Duijn. Veel mensen kennen hem als anarchist en provo. Ik ken hem vooral als schaker en als vriend. Wij kennen elkaar al zo’n veertig jaar. De eerste keer dat ik hem ontmoette, was ’s nachts op straat. Hij kwam van provovergadering, en ik was ergens naar op weg, al weet ik niet meer waarheen.
Wij raakten aan de praat, ook over politiek, maar vooral over een gambiet dat Roel had bedacht. Dat gambiet bestond al wat langer, maar onder Nederlandse schakers heet het gewoon: het Roel van Duijngambiet. Roel heeft verschillende artikelen over zijn gambiet geschreven.

Die nacht kwamen wij terecht bij een vriendin van Roel. Zij bakte een eitje. Die vriendin moet – zo begrijp ik het autobiografische Diepvriesfiguur –  Tillie zijn geweest. Wij aten wat en wij schaakten, en naar ik meen, vergat Roel de volgende provo-vergadering. In zijn zojuist verschenen Diepvriesfiguur schrijft Van Duijn dat hij op een gegeven moment als zijn schaakboeken in een krat opbergt en verstopt. In navolging van de anarchist Kropotkin (1842-1921) besluit Van Duijn zich helemaal aan de Revolutie te wijden. In die houding is nu eenmaal geen plaats meer voor zoiets winderigs als schaken.

Gelukkig heeft Van Duijn zich niet aan Kropotkins stelregel gehouden. Steeds keerde hij terug naar het bord en onlangs is hij – zo werd mij verteld – zelf seniorenkampioen van Amsterdam geworden. Ongetwijfeld met het Van Duijngambiet. Nog steeds schaken wij zo af en toe. Dan praat Roel mij bij over zijn nieuwe liefde en zijn werk als liefdes(verdriet)consulent. Twaalf  jaar geleden heeft Roel nog mijn vrouw en mij getrouwd als ambtenaar van de burgerlijke stand. Roel kwam naar de ceremonie als een ware anarcho-liberaal: in een antracietgrijs pak, met vest en horlogeketting. Het horloge en de ketting had hij ongetwijfeld van zijn vader geërfd. In Diepvriesfiguur staat een aandoenlijke foto van het gezin-Van Duijn – een keurig nette familie uit de middenklasse. Bijna te ontroerend voor woorden, is een het zinnetje waarin Van Duijn vertelt dat zijn bezorgde moeder hem belt op het hoogtepunt provorellen. Doe je voorzichtig, lieve jongen. Maar Roel had, geloof ik, meer met zijn vader.

Roel van Duijn 3

Waar Roel mij zo af en toe ook over bijpraat is het onderwerp waar Diepvriesfiguur over gaat: zijn strijd om al het materiaal boven water te krijgen, dat de Binnenlandse Veiligheidsdienst decennia lang over hem heeft verzameld. Die strijd duurt ook al weer jaren en hoewel de AIVD –  zoals de vroegere BVD heet –  officieel een punt achter Van Duijns dossier heeft gezet, zou het mij verbazen als er nog meer jaren van getouwtrek in het vooruitschiet liggen. Roel van Duijn laat niet af, en daar heeft hij volkomen gelijk in.

Voor iemand als Roel van Duijn durf ik mijn hand in het vuur te steken. Ik zou morgen zo bij hem willen onderduiken, ware het niet dat hij vast eerder wordt gearresteerd dan ik. Roel is zijn hele leven nooit anders geweest dan geweldloos. Hij is ook een democraat in hart en nieren. Aan autoriteiten, die even iets er doorheen willen jassen, heeft hij een broertje dood. Omgekeerd kunnen veel autoriteiten slecht tegen Van Duijns rechtlijnigheid, want Roel heeft een vaste hand van redeneren, die niet altijd even geschikt is om een waterig compromis te accepteren. Daaraan moet ik toevoegen dat Roel van Duijn altijd de waarheid spreekt. Liegen komt eenvoudig niet bij hem op, het maakt deel uit van zijn wellicht naïeve karakter. Alleen bij Karel van het Reve heb ik dat onvermogen om bewust te liegen geconstateerd.

Diepvriesfiguur is de benaming voor iemand die op een lijst van gearresteerden staat, in het geval een vreemde mogendheid ons land mocht binnenvallen. Het is nu ook de naam van een schokkend boek. Ten eerste omdat eruit blijkt dat Van Duijn en zijn provobeweging heel lang als staatsgevaarlijk zijn beschouwd, terwijl het gooien van een paar rookbommetjes toch de meest terroristische daad is geweest. Bijna over de gehele linie was provo geweldloos, en dat kan zeker niet worden gezegd van de rechtse groep die Van Duijn in 1970 heeft ontvoerd. Toch blijkt de BVD meer interesse te hebben voor Van Duijn dan voor zijn ontvoerders. De gedachte dat de veiligheidsdienst de ontvoerders het hand boven het hoofd heeft gehouden, stoelt misschien minder op paranoia dan je in eerste instantie geneigd bent te denken.

In de tweede plaats is Diepvriesfiguur een schokkend boek, omdat op een pijnlijke manier het getraineer van ministers en veiligheidsdienst aan de kaak wordt gesteld. Dat de AIVD niet erg happig is om Van Duijn zijn dossier te overhandigen, valt te begrijpen. Het zal vast zo zijn dat uit privacyoverwegingen nog een enkele naam in het duister dient te blijven, maar veel meer ligt het voor de hand dat de huidige AIVD de stommiteiten van de vroegere BVD wil verhullen. Uit veel van de BVD-stukken die Van Duijn tenslotte toch gepresenteerd kreeg, blijkt zonneklaar dat nogal wat BVD-infiltranten nauwelijks kaas hadden gegeten van de gebeurtenissen waar zij plotseling in verzeild raakten.
Noch de redenen van privacy, noch die van staatsveiligheid wegen op tegen het persoonlijke belang van Van Duijn om zijn volledige dossier te mogen inzien. Het gechicaneer van de toenmalige justitieminister Donner om ten aanzien van het Van Duijn-dossier de openbaarheid zo veel mogelijk tegen te werken, is te gênant voor woorden. Hoe lang is provo al verleden tijd? Het is bijna jeugdsentiment geworden. Niettemin heeft de minister zijn AIVD op dit punt verdedigd als een zwangere berin. Daar komt nog bij dat het hele dossier een persoonlijke tragedie is voor Van Duijn, misschien meer dan hijzelf kan toegeven.

Je moet je eens voorstellen hoe het is om een half leven lang te worden omringd door infiltranten en geheime agenten. Vaak besef je dat niet, of heb je niet meer dan een vaag vermoeden dat iemand informatie over je doorgeeft. Ik vind het een wonder dat Van Duijn onder deze omstandigheden niet in totale paranoia is verzonken. Het is bijna bovenmenselijk dat hij zo’n optimistische en begeesterde geest is gebleven.

En was Van Duijn nog iemand geweest, die op misdadige wijze de wet had overtreden, dan kon je nog vrede hebben met die volgpraktijken, maar zoals het in werkelijkheid is gegaan, ligt de misdadigheid vooral bij de staat. Het lijkt mij onontkoombaar dat de Nederlandse staat op een of andere manier zijn excuses aan Roel van Duijn aanbiedt. Van Duijn trekt weliswaar van Drees, maar hij is nog volop in de running. De excuses zouden hem goed doen en hem misschien verlossen van de obsessie om de BVD-infiltratie tot op de bodem uit te zoeken. Daarnaast moet er natuurlijk een schadevergoeding komen. Hierbij denk ik eerder in miljoenen – Oltmans kreeg zestien miljoen voor heel wat minder – dan aan honderdjes.

Verschillende malen beschrijft Van Duijn hoe hij in zijn speurtocht naar zijn dossier op bezoek gaat bij allerlei autoriteiten en dat hij zich dan altijd de koninklijke onderscheiding opspeldt die hij in 2003 heeft gekregen voor zijn leven als oer-democraat. Dat er ook anders tegen Van Duijn wordt aangekeken, is kennelijk nooit tot de Hollandse geheime diensten doorgedrongen. Overigens wees de rechter, die Van Duijn in 2010 in het gelijk stelde, erop dat men een ridderorde eigenlijk alleen op een jacquet dient te dragen en niet op een trui.

Een klein foutje, maar voor de rest heeft Van Duijn in een aantal zaken angstaanjagend vaak gelijk gehad. En dan heb ik niet alleen over de klimaatproblemen en het biologisch-dynamisch voedsel.

HP/De Tijd, 20 april 2012