Arme ouwe…blijf zitten op je troon

Columns

Over het wc-pot werpen van Willem Alexander en de andere prinsjes is al veel gezegd en geschreven. Het was de topic van Koninginnedag. Het wc-pot werpen bewijst dat de band tussen volk en koningshuis tegenwoordig zo hecht is dat de kroonprins zich gratis belachelijk kan laten maken, zonder dat er iemand aanstoot aanneemt.

Dit is nog eens wat anders dan de zelfspot van een Obama die terugkijkt op een regeringsjaar. Dit is je uit laten lachen met een taart in je gezicht. Of met een oranje wc-pot in je hand. De koning is niet eens een nar geworden die de waarheid spreekt. De koning is een clown die je kunt laten dansen als een gedresseerde beer. Een gevoel van intens medelijden overviel mij, toen ik onze kroonprins bezig zag. Dat dit eindeloos zou worden herhaald op televisie was al duidelijk bij de eerste de beste wc-pot die in zaagsel neerdaalde.

Touché!

Over de Koningin Beatrix werd uitsluitend met omfloerste stem gesproken. Dat zij ondanks haar tegenslag met prins Friso toch getuige wilde zijn van het koekhappen, zaklopen en wc-pot werpen, werd algemeen beschouwd als een teken van persoonlijke moed. Mij had het moediger geleken als ze gewoon was thuis gebleven. Dat ze niet moest braken van de burgemeester uit Veenendaal, die haar begeleidde als een likkende deurmat, vond ik een klein wonder. Zelf moest ik denken aan het lied dat Gerard Cox in 1966 heeft gezongen over de toenmalige koningin Juliana.

Het heet Arme Ouwe en hij zong het in het Cabaret Lurelei, dat toen zitting hield in Klein Bellevue. Cox werd door de sterke arm geverbaliseerd wegens “opzettelijke belediging de Koning of de Koningin aangedaan”.

Arme ouwe

Ik zocht de tekst van het liedje nog eens op en die bleek ontzettend actueel. Dit is het refrein:

Arme ouwe, blijf maar zitten op je troon/ Ach wat zouwen we jou daar nou af gaan douwen/ Blijf maar zitten, net als vroeger doodgewoon. Arme ouwe, arme ouwe…”.

Ook deze passage uit het lied vond ik erg herkenbaar:

Laatst op het filmjournaal/ Toen zag ik ‘r weer staan, bij een of ander stoomgemaal/ Ze kreeg uiteengezet/ Hoe of die dingen werken, door een klootzak in jacquet/ Ze luisterde geïnteresseerd naar al ’t geouwehoer/ Al snapt het mens van stoomgemalen heus niet ene moer/ En toch maar dapper knikken, als een vriendelijke koe/ Toen dacht ik weer: Verdomd, het is precies mijn eigen moe”.

Dat was allemaal in 1966. Bijna vijftig jaar terug, maar misschien wel honderd jaar zijn tijd vooruit.

Hulde trouwens aan burgemeester Van der Laan, wiens beleid ervoor zorgde dat Amsterdam een ongekend rustige Koninginnedag beleefde. Dat veel niet-Amsterdammers het maar saai vonden in de hoofdstad en volgend jaar naar Alkmaar gaan om daar de boel op stelten te zetten, beschouw ik als een groot compliment voor onze burgevader. En dan werd Ajax ook nog eens kampioen. Opnieuw hulde aan Van der Laan, dat hij de supporters zo veel mogelijk buiten de stad wist te houden. Op een betonnen vlakte in Bijlmer, waar geen blind paard schade kan aanrichten, daar zouden eigenlijk alle voetbalkampioenschappen van heel Nederland moeten worden gevierd.

Nog even doorbijten en dan zijn ook 4 en 5 mei achter de rug. Met de viering van 4 mei heeft Nederland de laatste jaren veel moeite. Het verschil tussen goed en fout in de oorlog is aan het verdwijnen en dat is volkomen logisch, want een groot deel van de Nederlandse bevolking is in de oorlog gewoon fout geweest. Op 4 mei zal Ruud de Wild uitzenden vanuit Auschwitz en hij doet dat met instemming van de mesjokke idioten van het Auschwitz Comité. En verder zal op de Dam elke schreeuw onmiddellijk de kop in worden gedrukt. Zelf vond ik een even prachtig als symbolisch gezicht: die kudde mensen die op de vlucht staat, omdat een onbekende een schreeuw had geslaakt.

Maar op 5 mei is het gewoon weer feest!

Het Parool, 5 mei 2012