Een groot man met wat kleinheden

Boeken etc

Frans Goedhart, een biografie
Madelon de Keizer
Uitgever: Prometheus
Sterren: * * * *

Frans Goedhart

De laatste tijd gebeurt het steeds minder vaak dat ik in een gezelschap de jongste ben, maar vorige maand was het zo ver toen ik in de Amsterdamse Balie een gesprek mocht leiden over de biografie van Frans Goedhart. Nu moet ik er eerlijk bijzeggen dat het niet zo erg moeilijk was om de jongste te zijn, want mijn gesprekpartners waren: Wim van Norden (94, binnenkort  95), Henk Hofland (84, binnenkort 85) en Hans Daalder (83, binnenkort 84).

De auteur van de biografie, Madelon de Keizer, tel ik even niet mee.

Van Norden, Hofland en Daalder zijn drie monumenten, zoals dat tegenwoordig heet. Van Norden is de enige courantier van Nederland. Hofland is de enige columnist die de PC Hooftprijs kreeg en Daalder is misschien niet de grondlegger, maar wel de grootvader van de Nederlandse politicologie. Ik stond versteld van hun vitaliteit. Als dit de toekomst is, worden volgende generaties met gemak 120 jaar.

Vooral Van Norden maakte enkele memorabele opmerkingen. Hij zei dat hij niet zo goed meer hoorde, maar dat hij het tot een hogere kunst had gemaakt om te raden wat er gezegd werd. Hij raadde alles goed. En hij zei ook dat hij intussen zo vaak door historici is ondervraagd dat hij zo langzamerhand niet meer weet of zijn kennis wel zijn eigen kennis is, dan wel kennis die hij heeft opgedaan uit wat hij over zichzelf heeft gelezen.

De drie spraken over Frans Goedhart (1904-1990), die niet alleen een van de wonderlijkste journalisten uit de twintigste eeuw is geweest, maar ook een van de wonderlijkste politici. Een moedig en principieel man, die – zoals zo veel van zijn geestverwanten – de tournure van links naar rechts maakte. Toen Goedhart in 1970 tenslotte uit de fractie van de Partij van de Arbeid stapte, schreef  Robert Ammerlaan – toen nog journalist van Het Vrije Volk –  dat Goedhart weliswaar de Tweede Wereldoorlog heelhuids was doorgekomen, maar dat hij “de Koude Oorlog nooit helemaal had overleefd”.

Madelon de Keizer betwistte die uitspraak van Ammerlaan, en misschien niet helemaal ten onrechte.

Frans Goedhart2

Het leven van Goedhart is in drie delen te splitsen: zijn leven voor de oorlog, zijn leven in de oorlog en zijn leven na de oorlog. Voor velen is zijn tijd als  verzetsman alles overheersend, maar ik ben geneigd om zijn strijd tegen het communisme die zich afspeelde in zijn laatste periode, als de meest boeiende te beschouwen.

Goedhart had een moeilijke jeugd en kwam terecht in een weeshuis, waar hij leerde voor zichzelf op te komen. Misschien heeft hij de Mulo niet eens afgemaakt, wat niet vermocht te verhinderen dat hij bij een lokaal krantje als journalist aan de slag kon. Daar leerde hij de waarde van het woord kennen: het woord als wapen. In het begin van de jaren dertig werd hij gegrepen door het communisme en gaf hij zich op als lid van de CPH. Maar erg lang duurde die flirt niet, want Goedhart had al snel in de gaten dat achter de façade van het arbeidersparadijs een dictatoriale werkelijkheid schuil ging. De Jordaanoproer van 1934 brachten hem en zijn geestverwanten Jacques de Kadt en Sal Tas in conflict met de partij. Zonder omwegen volgde tot royement. Voor Goedhart was het nu klaar hoe hij de Sovjet-Unie moest duiden. Zijn stuk met de kop Stalin bloedworst steekt dat andere beroemde stuk van Erich Wichman, getiteld Lenin stinkt!, naar de kroon.

Toen in 1940 de oorlog uitbrak, had Goedhart in feite al getraind voor een leven in het verzet. Zijn eenmansblaadje Nieuwsbrief van Pieter’t Hoen vond al snel gehoor bij een ondergrondse groep die Het Parool zou stichten. In die oorlogsjaren bracht Het Parool een ongekende wereldprimeur, waarover lang is gediscussieerd of die wel geplaatst zou worden. Het was een stuk van Goedhart over de vernietigingskampen in Polen. Nooit eerder was er zo gedetailleerd geschreven over de gaskamers en de gruwelijke misdaden die de nazi’s aan het begaan waren. Goedhart had zijn informatie van een Poolse arts, met wie hij een tijdje opgesloten had gezeten. Op weg naar Engeland was Goedhart namelijk, samen met Wiardi Beckman, op het Scheveningens strand gearresteerd. Zij werden ter dood veroordeeld, maar Goedhart wist te ontsnappen en meldde zich niet veel later weer bij de Paroolgroep.

Op de bijeenkomst in de Balie vertelde Van Norden een voor Goedhart typerend verhaal. Goedhart was een man die schreef in een klare, krachtige stijl, vol hyperbolen en sweaping statements. Dat laatste moest je letterlijk nemen. Simon Carmiggelt, vooraanstaand lid van de Paroolgroep, was altijd de laatste die de tekst controleerde voordat die naar de drukker ging. Op een keer las Carmiggelt dat Goedhart de aanbeveling deed om alle verraders en aanpalend tuig uit Nederland “te zwiepen”, zodra de oorlog voorbij was. Carmiggelt verzachte die woorden van Goedhart enigszins en kreeg de volle lading.

Goedhart had een gerespecteerd man kunnen worden in een of andere functie, maar zijn karakter was daar te weerbarstig voor. Al in de oorlog had de Paroolgroep besloten dat niet hij, maar zijn bijna-naamgenoot Gerrit-Jan van Heuven Goedhart de hoofdredacteur van het legale Parool zou worden. Die was  plooibaarder en bovendien in het bezit van een academische titel. Dat bleek voor Goedhart, als oprichter van het allereerste uur, moeilijk te verkroppen. De conflicten die hij met Van Heuven Goedhart en met diens latere opvolgers zou krijgen, en die Madelon de Keizer gedetailleerd beschrijft, zijn nauwelijks met droge ogen te volgen.

Voor Goedhart was journalistiek het verlengde van politiek, en omgekeerd. Zijn politieke commentaren die hij wel voor Het Parool ging schrijven waren geëngageerd en participerend, waarbij alles wat naar het dictatoriale zweemde, moest worden bestreden. Dat de journalist en commentator Goedhart tevens deel uitmaakte van de PvdA-fractie in de Tweede Kamer, was voor Goedhart volkomen normaal. Eigenlijk is het een wonder dat hij 25 jaar lang die twee bezigheden heeft kunnen combineren. Tenslotte kwam het over de Vietnamoorlog tot een dramatisch conflict met Joop den Uyl, wat leidde tot de afsplitsing van de tweemansgroep-Goedhart. Daaruit zou D’S’70 voortkomen, maar ook van die partij zou Goedhart niet lang lid blijven.

In de loop der jaren ontwikkelde Goedhart zich steeds meer tot een communistenvreter en a cold war warrior. Hij ging daar in heel ver, waarbij hij actief werd in organisaties die door de CIA werden betaald. Goedhart moet daarvan geweten hebben, maar voor hem stond de CIA in de strijd tegen het communisme nu eenmaal aan de goede kant. In sommige opzichten doet Goedhart aan James Stewart denken in de film The FBI  Story. Daarin is Stewart de rechtschapen mens, die allerlei operaties uitvoert om het onrecht uit de wereld te verdrijven.

Achteraf moet worden vastgesteld dat Goedhart in een aantal kwesties gewoon gelijk heeft gehad. Over de rechtvaardigheid van de Vietnamoorlog valt te twisten, maar dat het communisme een ideologie was die in de praktijk misdadig uitpakte, daarover kan geen twijfel bestaan. Toch heeft het lang geduurd, voordat dit inzicht gemeengoed is geworden. De “capitulanten”, “derdeweggers” en andere “fellow travellers” waren voor Goedhart het soort ezels dat net zo fel bestreden diende te worden als de echte communisten.

Officieel is de Berlijnse Muur gevallen op 9 november 1989. Goedhart heeft het nog kunnen meemaken, maar lang heeft hij niet kunnen genieten van deze gebeurtenis, die toch ook zijn finest hour moet zijn geweest. Hij stierf twee maanden later.

Madelon de Keizer heeft voor zijn dood nog verschillende malen met Goedhart gesproken, maar tenslotte kreeg hij ook ruzie met “dat meisje”. Niettemin heeft dat meisje een biografie geschreven die de grootheid van Goedhart toont, te midden van al zijn tekortkomingen en kleinheden.

HP/De Tijd, april  2012