Hersenen en de angst bloed te zien

Beweringen en bewijzen

Niets is erger dan iemand te moeten aanhoren die over zijn kwalen begint, maar vandaag maak ik voor mijzelf een uitzondering, omdat het tien jaar geleden is dat ik door een hersenbloeding werd getroffen. Daarvan ben ik, naar ik meen, vrijwel zonder restverschijnselen hersteld, zij het dat ik bij het opstaan nogal houterig beweeg. Maar met trainen is dat snel verdwenen. Dat die calamiteit van tien jaar geleden misschien toch meer sporen op lichaam en geest heeft achtergelaten dan ik wil toegeven, moest ik vorige week ervaren.

Coilen

Hoewel je ook op jonge leeftijd een stroke kunt krijgen, neemt het aantal gevallen jaarlijks toe door de vergrijzing. In het verlengde daaraan schieten de symposia over strokes als paddenstoelen uit de grond en regelmatig word ik gevraagd om over mijn persoonlijke ervaringen te vertellen.

Zo was ik vorige week spreker op het Medisch Centrum Haaglanden, een ziekenhuis waar men een aparte afdeling heeft voor stroke-patiënten.

Op zichzelf is het al een belevenis om een zaal te betreden, die geheel gevuld is met medische specialisten en verplegend personeel. Ik voel mij dan als soldaat Woyzeck uit het gelijknamige toneelstuk van Georg Büchner. In het stuk wordt Woyzeck door “een experimenteerlustige” arts vastgehouden, omdat hij “zo’n interessant geval” is. Dat het met, de overigens gezonde, Woyzeck niet goed afloopt, hoeft niet te verbazen.

Maar in het Haaglanden was iedereen erg aardig voor me. Voorafgaande aan mijn toespraakje waren er enige lezingen en de laatste daarvan ging over de nieuwste technieken om herseninfarcten en hersenbloedingen te repareren. De laatste jaren zijn er stormachtige ontwikkelingen geweest, zoals in het zogenaamde coilen, waarbij via de lies een draadje (een katheter) naar de hersenen wordt geleid. Op die manier kan een open bloedvat worden gedicht.

hersenoperatie

Toch moeten er soms hardere maatregelen worden genomen. Op een groot scherm verschenen nu de afbeeldingen van een bloederige brein, gelegen in een open gezaagde schedel. Ik kan slecht tegen bloed zien. Bij injecties wend ik mij
altijd  af. Operaties op de televisie zijn voor mij een aanleiding even iets anders te gaan doen. Bij elk nieuw plaatje begon ik mij steeds onbehaaglijker te voelen en die emoties nam niet af, toen het geval werd behandeld van een man van ongeveer mijn leeftijd. Ik probeerde het nog van de komische kant te zien door te denken aan die beroemde krokettensketch van Wim Sonneveld. U weet wel, over die zaalbeheerder die in de pauze kroketten moet omzetten, maar die niets  verkoopt omdat die avond wordt opgetreden door een arts die dia’s van zweren en open wonden heeft laten zien.

“Weer een zweer op het doek, meneer Sonneberg!”.

Maar ook de gedachte aan die kroketten hielp niet. En toen gebeurde iets dat ik mij in mijn leven nog niet eerder was overkomen: ik werd draaierig en viel flauw.

Wie voor tweehonderd man artsen en verplegend personeel flauw valt, heeft tenminste het voordeel onmiddellijk in goede handen te zijn. Ik werd opgevangen en direct naar een behandelkamer gebracht, waar ik op een bed werd gelegd. Na een tijdje kwam ik bij. In de verte hoorde ik iemand meevoelend zeggen dat zoiets regelmatig voorkomt bij eerstejaars coassistenten”, en dat eigenlijk heel normaal was dat het mij zo had aangegrepen.

Een paar minuten later kon ik weer opstaan en was ik zelfs in staat, enigszins bibberig, mijn lezing te houden. Uiteraard lagen al mijn velletjes door elkaar, zodat het – naar  mijn gevoel – een gênante vertoning werd. Maar men hield niet op te verklaren dat mijn optreden juist heel menselijk was geweest. Daarna was er nog een Indische buffet, waarvan ik opknapte. En vervolgens reed ik naar huis. Onderweg zag ik nog een olifant op een lantaarnpaal zitten, maar vreemd genoeg las ik daarover de volgende dag niets in de krant.

Het lijkt een triviale gedachte dat een reactie in hoofd onmiddellijk consequenties heeft voor het vlees: voor de handen, de armen en de benen. Maar als je gewoon voortleeft, denk je er zelden aan – tot het mis gaat. Vorige week stond in deze krant een uitvoerig stuk over Paul Trossèl, 41 jaar oud, die met het locked-in-sydroom tot totale inertie is gedoemd. Een bloedpropje verstopte een bloedvat in zijn hersenstam. Denken kan hij nog, maar behalve zijn ogen – waarmee hij communiceert – kan hij niets meer bewegen. Jaarlijks komen er honderd patiënten bij, zoals Paul.

Ik heb gewoon geluk gehad.

de Volkskrant, 10 oktober 2012