Toen Willem Frederik Hermans stierf, vroeg Het Journaal aan Mulisch en Reve om commentaar. Als ik zeg dat zij nogal zuinigjes reageerden, druk ik mij gematigd uit. Toen Reve stierf, kon er bij Mulisch opnieuw geen aardig woord vanaf.
Mulisch werd daarvoor bekritiseerd en later vroeg hij eens wat ik daarvan vond. Ik zei dat het onderling afkatten van De Grote Drie mij geen verstandige zaak leek in het licht der eeuwigheid. Op een of andere manier horen die Grote Drie bij elkaar. Zij zijn aan elkaar gekluisterd. Als zij alleen maar op elkaar kunnen afgeven, zullen zij de geschiedenis ingaan met een benepen aureool en dat zal hun oeuvre geen goed doen.
Mmm…zei Mulisch.
Inmiddels zijn ze alle drie dood en ik constateer bij mijzelf: als ik aan de ene denk, denk ik ook aan de anderen. Bijvoorbeeld toen onlangs het postume Logboek van Harry Mulisch verscheen. In dit werkje staan de aantekeningen die Mulisch heeft gemaakt bij het schrijven van De ontdekking van de Hemel.
Hè, denk je in eerste instantie, wat raar. Waarom heet dat werkje niet gewoon Dagboek in plaats van Logboek? De samenstellers Arnold Heumakers en Marita Mathijsen geven daar als verklaring voor dat Mulisch zelf voor de titel Logboek heeft gekozen, “omdat hij het geheel geen echt dagboek vond in de zin van een dagelijkse ontboezeming.”
Dat blijft vreemd. Een logboek is meestal een scheepsjournaal, hoewel het woord in moderne tijden ook in de luchtvaart wordt gebruikt. Daarnaast kunnen logboeken wel degelijk vol staan met dagelijkse ontboezemingen, daarin zit hem dus niet het verschil.
Plotseling herinnerde ik mij dat ik al eens iets heb gelezen over het onderscheid tussen een dagboek en een logboek. En gravend in mijn geheugen kwam ik eerst uit bij Jan Cremer en toen bij die andere van de Grote Drie: Willem Frederik Hermans.
In 1978 publiceerde Jan Cremer zijn Jan Cremer’s Logboek, “een verzameling reportages van een schrijver die meer dan dertig jaar over de aardbol zwerft,” zoals de auteur zelf in de flaptekst vermeldt.
Die titel kwam Cremer niet lang daarna op de volgende vermaning te staan van W.F. Hermans. In een stuk, later opgenomen in Klaas kwam niet, schrijft Hermans: “LOGBOEK! Cremer zal ten prooi geweest zijn aan een orginaliteitscrisis, toen hij zijn boek zo noemde. Hoe komt een echte zeeman als Jan op dat idee, in een land waar het sinds mensenheugenis wemelt van de zogenaamde logboeken, die nooit iets te maken hebben gehad met het zoute water en zelden met zout. POCHBOEK zou nog een betere titel zijn geweest.”
Kun je het Logboek van Mulisch ook een pochboek noemen?
In elk geval liet Mulisch het lezen aan leden van de Herenclub-coterie die hem omringden, en die door hemzelf in zijn logboek “D(eftig) L(inks)” worden genoemd. Maar daar blijft het zo’n beetje bij. De samenstellers doen het voorkomen alsof dit boekje voor de literatuur interessant materiaal bevat, maar in feite staat er niets in dat ook maar enigszins de moeite van het lezen waard is.
Het is geen logboek en geen pochboek, maar een werkboekje, dat nooit als een zelfstandige titel uitgegeven had mogen worden.