Over daders en slachtoffers en hun gesprekken

Beweringen en bewijzen

Elke zaterdag sta ik langs het voetbalveld mijn zoon aan te moedigen. Voor de wedstrijd zijn er altijd probleempjes met het arbitrale trio. De scheids is er nog niet. Meestal staat hij achter het clubhuis nog even een sigaretje te roken, want een wedstrijd fluiten is telkens een première. Voor je het weet word je bij de artiestenuitgang opgewacht door een woedende menigte.

grensrechter

Wie grensrechter zal zijn, lijkt een kwestie van toeval. Ik ben ook wel eens gevraagd, en laatst zag ik de hoofdredacteur van deze krant met een vlaggetje in de hand blauwbekkend langs de lijn slenteren: een held, die het er levend vanaf heeft gebracht.

De afspraak luidt: één grensrechter van onze partij en één grensrechter van hun. Beide grensrechters zijn dus partijdig, maar de gedachte is dat die wederzijdse partijdigheden elkaar opheffen, wat niet altijd het geval is. Een universele wet vertelt ons dat “hun grens” altijd partijdiger is dan de onze.

Vijftienjarige voetballertjes van Nieuw Sloten hebben een grensrechter van Buitenboys doodgeschopt. De daders zijn gearresteerd en hun advocaat gaat nu de taak uitleggen dat de grens partijdig was en dat de dood pas een paar uur later is gekomen.

Door dit tragisch voorval  moest ik automatisch denken aan mijn stukje van de vorige week, toen ik niet erg positief schreef over de gedachte om daders en slachtoffers met elkaar te confronteren. Vooral links wil dat graag: geen repressie, maar toenadering omdat beide partijen daar baat bij hebben. Of zoals de twee PvdA-kamerleden Recourt en Marcouch verklaarden: “Een dader is slecht, een slachtoffer goed. De realiteit is veel genuanceerder. De daders en slachtoffers kennen elkaar, als familie of buurtgenoten, en hebben er veel belang bij weer met elkaar verder te kunnen gaan”.

AD-journalist Chris Klomp maakte me via twitter attent op een rapport van het Ministerie van Justitie: “Procesevaluatie slachtoffer-dadergesprekken”. Inmiddels heb ik rapport gelezen en het ook voorgelegd aan de methodoloog Jaap van Heerden, emeritus-hoogleraar te Maastricht.

dader-slachtoffer

Laat ik voorop stellen dat er, naar mijn gevoel, iets sadistisch zit in het bij elkaar brengen van slachtoffers en daders. Algemeen is de hoop dat de slachtoffer het trauma daardoor beter zal verwerken en dat de kans op recidive bij de dader zal afnemen. Dat laatste lijkt enigszins het geval bij jonge, onbezonnen daders, maar het probleem blijft dat er wetenschappelijk nauwelijks iets valt aan te tonen. In Nieuw Zeeland is voor jeugdige delinquenten het dader-slachtoffer gesprek verplicht omdat men gokt op een gewetensgroei bij de dader. Je kunt in dat geval echter niet meer van slachtofferhulp spreken. Ook zou de bereidheid tot een gesprek bij de dader er toe kunnen bijdragen dat de rechter hem eerder een taakstraf dan een gevangenisstraf oplegt. Dit zijn dus eerder voorbeelden van daderhulp.

Na de gesprekken is er via interviews een bescheiden effectmeting gedaan bij de slachtoffers. Het effect is gunstig, maar wat zegt dat? Het is bij een eenmalige meting gebleven, die niets garandeert over de toekomst. Het aantal deelnemers was beperkt. Van de 36 deelnemers aan het hulpprogramma hebben slechts 14 personen ingestemd met de afsluitende meting. De anderen hadden er geen zin meer in. Maar met wie zijn deze 14 mensen eigenlijk vergeleken? Met niemand, want er was geen passende controlegroep, zoals men zelf erkent. Toen heeft men maar gekozen voor een gebrekkige vergelijking met mensen die wel graag een gesprek hadden gewild, maar die door omstandigheden daartoe niet waren benaderd. Deze groep omvatte 46 personen, van wie er 19 bereid waren tot een telefonische enquête. Veel kwam daar niet uit. Kortom, het is allemaal erg mager. Misschien had het beide partijen meer geholpen als de dader voor de ogen van de slachtoffer een pak rammel had gekregen. We weten het niet.

Vorige week stond in NRC Handelsblad een stuk, waarin Justus Uitermark (bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw) samen met twee anderen probeert aan te tonen dat “hard straffen leidt tot meer slachtoffers”. Zij schrijven: “Bewezen is dat langdurig en geduldig werken aan gewetensvorming en de sociale omgeving van de dader de kans op recidive fors vermindert”.

Hoe langdurig? Hoe geduldig? Naast iedere dader een samenlevingsopbouwer, die aan de gewetensvorming werkt? Geef alle daders een zak met geld en je hebt best kans dat ook dat invloed heeft op het geweten. Als in sociale wetenschappen het woord “bewezen” wordt gebruikt, weet je zeker dat Diederik Stapel niet ver weg is.

de Volkskrant, 5 december 2012