Hoe een boeiend verslag een onheilsprofetie werd

Beweringen en bewijzen

Ze zijn ook van alle tijden, hoewel de onheilsboodschap vooral lijkt te gedijen in perioden van crisis en stagnatie. Vaak is de onheilsprofeet een grumpy old man, die ons vanaf zijn balkonnetje vertelt dat het nooit iets kan worden, maar steeds vaker zie je dat eschatologie ook erg populair is onder jongeren.

Crash 2

De laatste loot aan de stam der onheilsprofeten is Joris Luyendijk (42). Sinds hij naar Londen is vertrokken om de financiële wereld te bestuderen, lijkt hij zich steeds meer te ontwikkelen tot een sombere geest, die ons wil waarschuwen voor een toekomst vol rampen en catastrofes. Zo las ik onder de kop ‘Dit gaat helemaal fout’ een interview met hem in het blad Volzin.

Volgens Luyendijk staat een nog grotere crisis op uitbreken. Het einde van het economische stelsel lijkt in zicht, wat zou betekenen dat democratie en vrijheid zullen worden weggespoeld door een depressie van ongehoorde omvang. De journalistieke chroniqueur – antropoloog van origine – wordt ‘steeds pessimistischer en angstiger’.

Joris

In NRC/Handelsblad gooide Luyendijk er deze week nog een schepje bovenop. Steeds vaker, zo vertelt hij, begon hij aan te lopen tegen ‘de beroemde Banaliteit van het Kwaad’. Die term komt van Hannah Arendt en wordt door Luyendijk omschreven als het fenomeen dat ‘je geen slechte mensen nodig hebt om een systeem draaiende te houden met extreem slechte uitkomsten’.

Uit deze omschrijving maak ik op dat Luyendijk het boek van Hannah Arendt nooit heeft gelezen. De term ‘de banaliteit van het kwaad’ is de ondertitel van een verzameling reportages, die gewoon Eichmann in Jeruzalem heet. Het is een mooie slogan, maar een doorwrochte verhandeling over wat de banaliteit van het kwaad nu eigenlijk is, zul je tevergeefs bij Hannah Arendt zoeken. Zij stipt het begrip twee maal aan, in het begin en aan het eind als Eichmann ter executie gaat. In het voorbericht – dat woord wordt gebruikt in de Nederlandse vertaling – schrijft zij duidelijk dat de term geldt voor individuele gevallen en dat je juist erg moet oppassen om er een algemene wet van te maken, zoals Luyendijk nu doet en vele andere onwetenden voor hem hebben gedaan.

Om de term van toepassing te verklaren op bankiers en andere medewerkers in de bancaire wereld is niet alleen volkomen misplaatst, maar ook volkomen bespottelijk. Je kunt veel van al die bankjongens (en -meisjes) zeggen – dat ze begerig zijn, asociaal, immoreel en onverantwoordelijk – maar niet dat zij veewagens met arme mensen volstoppen om ze ter vernietiging naar concentratiekampen te sturen.

Daar komt bij dat wij inmiddels weten dat Eichmann beslist niet de banale schrijftafelmoordenaar is geweest waarvoor Hannah Arendt hem heeft gehouden. Eichmann was helemaal geen gehoorzame ambtenaar die zich strikt hield aan de regel: Befehl ist Befehl. Die indruk wekte hij graag tijdens het proces en Hannah Arendt heeft dat – om redenen die er hier niet toe doen – voor zoete koek geslikt.

Ik ben trouwens niet de eerste die dat beweert. In 2004 kwam Eichmanns biograaf Cesarani al tot de conclusie dat Arendt zich er veel te gemakkelijk van heeft afgemaakt en nog niet zo lang geleden heeft de Duitse filosofe Bettine Stangneth laten zien dat Eichmann beslist geen gewoon mannetje was, maar een gedreven nazi die handelde uit ideologische motieven. Onlangs schreef wetenschapsjournalist Marcel Hulspas dat Hannah Arendt “een naïeve journaliste” is geweest, die je alles kon wijsmaken. Dat gaat misschien een beetje ver, maar in feite komt de jurist Klaas Rozemond – die studie maakte van de kwestie – tot ongeveer dezelfde conclusie.

Eigenlijk is dat hele idee dat in ieder mens een sadist/masochist/moordenaar/enzovoort schuilt een banaliteit op zichzelf. Tegen mensen die ermee aankomen, zou je moeten zeggen: ‘Spreek voor jezelf!’ Ongetwijfeld doen zich in de bankwereld mechanismen uit de massapsychologie voor, maar om die samen te vatten in de term ‘de banaliteit van het kwaad’ lijkt mij pure dikdoenerij.

Misschien heeft Luyendijk gelijk met zijn sombere voorspellingen over het kapitalisme, maar het is natuurlijk ook erg aantrekkelijk de onheilsprofeet uit te hangen. Karl Marx kon niet wachten op de Grote Kladderadatsch, die eerst moest komen om de toegang tot het arbeidersparadijs mogelijk te maken. Dat maakte Marx tot een vrolijke profeet, maar zelfs dat kun je van die arme Joris Luyendijk – ‘wij zijn blind, wij hebben geen idee’ – niet zeggen.

de Volkskrant, 3 oktober 2013. Zie ook voor reacties.