Met Gerrit Krol (1934-2013) heb ik een keer voor een groen stoplicht staan wachten. De vorige dag had ik van hem een rondleiding gekregen door het gebouw van de Nederlandse Aardolie Maatschappij, waar hij toen werkte. En vandaag zou hij mij naar het station in Assen brengen.
Zoals altijd bij Krol was alles een beetje anders. Wij vertrokken op een stille morgen vanaf zijn huis in het Drentse dorpje Oudemolen. Krol zat achter het stuur. Aangekomen bij de grote weg springt het stoplicht juist op groen, maar Krol stopt en zo staan wij enige tijd te wachten op verkeer dat maar niet passeert.
Als het weer rood wordt, vraag ik hem: “Waar wachtte je op?”. Even kijkt hij mij verwilderd aan. “Ach, groen”, zegt hij in verwarring, “dat betekent juist dóórrijden. Typisch ik: alles is mogelijk, ook altijd het omgekeerde proberen”.
Stilte en wachten hoorden op de een of andere manier bij Krol. Bij de NAM hadden wij enige tijd zwijgend in de lift doorgebracht, omdat Krol telkens op de knop had gedrukt van de etage waarop wij ons reeds bevonden. Een gevoel van snelheid dachten wij te hebben ervaren, maar toen de deur van de lift openging, waren wij kennelijk weer op dezelfde plaats aangekomen, vanwaar wij waren vertrokken.
Willem Frederik Hermans kwam nog uit het mechanische tijdperk met hijgende machines. Als systeemanalist bij Shell en de NAM is Krol is de eerste Nederlandse schrijver geweest van het digitale tijdperk. De column die Krol een aantal jaren voor Volkskrant heeft geschreven – onvermeld gelaten in de necrologie – heette dan ook Digitaal. Ze zijn later gebundeld onder de titel Helmholtz’ paradijs.
De digitale Krol beschreef zichzelf als de man die bij een kraak wordt geroepen: “Een stelletje bosses staat bij elkaar, jassen los, dure pakken, sigaar in de mond. Ze weten niet hoe de brandkast open moet. Ze halen er een technicus bij. Die draait aan de knop en luistert. Doodstil. De spanning stijgt ten top. Alles hangt af van die man. Als hij weet hoe het in elkaar steekt, kunnen ze verder. Die man, dat ben ik”.
Gerrit Krol als een hacker avant la lettre.
Krol was een echte beta-man, die zich ten doel had gesteld wiskunde en logica te ontregelen. Hij voelde zich uitgedaagd om de onkraakbare wet van de transitiviteit – als a is groter dan b, en b is groter dan c, dan moet a ook groter zijn dan c – te kraken. Hij legde me uit dat hij graag een logisch systeem zou ontwikkelen, waarin het mogelijk was dat Ajax van Feyenoord zou winnen, Feyenoord van PSV, maar waarin Ajax toch van PSV zou verliezen. In de werkelijkheid komt die situatie regelmatig voor, dus waarom niet in de logica? Dit wetende, wekt het geen verbazing dat het grafisch werk van Esscher hem bijzonder aansprak.
Krol had hij een groot gevoel voor humor, tenminste als je een antenne bezat voor zijn humor. Een van zijn eerste boeken, De ziekte van Middleton, handelt over van alles, maar vooral ook over zijn voorliefde voor grote borsten. Die wordt beschreven op een manier dat je denkt dat het over iets heel anders gaat. Het boek opent met een korte verhandeling over “het nut van borsten voor de vrouw en het gebruik van haar achterste”. Wie denkt dat het nut van borsten samenhangt met het voeden van kinderen, komt bedrogen uit. De schema’s en diagrammen die een en ander moeten verluchtigen, dragen de bedrieglijke geur van wetenschap.
Aan de Haagse Post vertelde Krol dat het boek uitkwam op dag dat hij na een Shell-missie met zijn gezin terugkeerde in Nederland. De omslag toont Margaret Middleton, een pin-up in de grote damesmaten. Een seksshop in Leeuwarden bestelde meteen tien exemplaren, maar die werden allemaal teruggestuurd toen men er achter kwam dat het om literatuur ging. Wiskunde, borsten en Esscher komen samen in zijn essaybundel: De tv-bh.
Krol heeft me het gas- en olie boren eens beschreven als het bespelen van een gigantische klarinet, waarbij stalen pijpen in putten als het ware heen en weer slingeren. “De putten zijn vaak heel zwabberig en maken soms een lus. Het is geen keiharde penetratie, maar een impotente boring”. Krol was de man die de berekeningen maakte voor deze penetratie en als ik hem nog had kunnen spreken, had ik zeker gevraagd of hij zich verantwoordelijk heeft gevoeld voor al die verzakkingen in het noorden van het land.
de Volkskrant, 27 november 2013