Direct nadat ik had gelezen dat Hugo Brandt Corstius was overleden, stuurde ik zijn oude vriend Henk Hofland een mail om mijn medeleven te betuigen. Per omgaande kreeg ik terug: “Ja, Hugo dood, godverdomme! Kunnen we hem niet voor een of ander lijk inwisselen, zodat hij weer gaat leven?”.
Goed idee. Weet iemand een vrijwilliger?
Behalve zijn grootste vijand, die hij consequent “de antisemiet op zondag” noemde, heb ik geen vreemdere kerel ontmoet dan Hugo Brandt Corstius. Hij was natuurlijk gek, maar hij had ook een touch of genius.
Ik heb hem in drie minuten een stukje zien dat messcherp was. Ik heb hem ook in drie minuten een stukje zien schrijven, dat idioot was.
Hij leek nooit iets voor te bereiden. In Amsterdam liep hij doodgemoedereerd de Balie binnen om een praatje te houden bij de presentatie van het Klein republikeins handboek, geschreven door Hans van den Berg en Pierre Vinken. Het zette zich achter het katheder en begon te spreken op zijn typisch stotterende manier. De monarchie, zei hij, stelde niets voor. Het kostte alleen maar geld en bracht domoren en non-valeurs op de troon. De monarchie moest dus zo snel mogelijk worden afgeschaft, maar wat dan? Ja, zei Hugo, dat is een heel probleem. Voor je het weet, heb je Toon Hermans als staatshoofd. Ik ken maar weinig mensen die goede president zouden zijn, maar nu ik erover nadenk, heb ik een oplossing. Ikzelf, Hugo Brandt Corstius, ben namelijk geknipt voor die functie.
Hij pauzeerde even. Toen ging hij zo verder: nu zult u zeggen, maar jij bent de jongste niet meer. Je hebt niet het eeuwige leven. Wie gaat jou opvolgen? Dat is een goede vraag. Maar gelukkig heb ik een zoon, Jelle, die het ook heel goed zou kunnen!
Dat was geestig. Hugo Brandt Corstius, dol op cirkelredeneringen, was een meester in dat soort wendingen.
Lang geleden heb ik, samen met hem, Noam Chomsky geïnterviewd. Tijdens het interview heeft Hugo geen woord gezegd, hoewel hij van het onderwerp veel meer wist dan ik. Toen het ging over de generatieve grammatica leek Hugo zich bijzonder te vervelen, zodat zelfs Chomsky – toch ook een autist – zich ongemakkelijk begon te voelen. Toen het gesprek omboog naar de politiek – het stokpaardje van Chomsky – leek de verveling van Hugo slechts toe te nemen. Drie uur daarna, wij stonden inmiddels buiten, zei Hugo stotterend: “Al die vragen. Ik houd meer van antwoorden”. Dat leek me een moment van zelfinzicht.
Volgens Harry Mulisch is het schrijven van columns, van kleine stukjes, ook een vorm van stotteren. Voor die opmerking nam Hugo revanche door aan te tonen dat Mulisch’ roman De verteller een enorme domheid bevat. Daarin wordt een berekening gemaakt, waarbij eerst door negen gedeeld en vervolgens nog eens door drie wordt gedeeld. Later kwam uit dat Mulisch, zelf een lijder aan dyscalculie, de berekening had uitbesteed aan de schaker Donner had. Mulisch probeerde zich er nog uit te redden door te verklaren dat hij de verteller in zijn boek expres die fout had laten maken.
HBC noemde zichzelf Piet Grijs, maar was in alles zwart-wit. Achteraf bezien is het wonder dat hij stukjes onder het pseudoniem (a)Dolf Cohen in de krant heeft gekregen. Men dorst hem niets te weigeren, want men was bang voor zijn wraak achter een andere mombakkes in een andere krant.
HBC had beslist ook een duistere kant. Renate Rubinstein beweerde dat Hugo haar met anonieme telefoontjes heeft bestookt, toen zij hem had afgewezen. Of dat waar is, weet ik niet. Renate kon zelf ook goed herrie schoppen. *) En die twee samen kakelend in één bed, ik heb moeite mij dat voor te stellen. Wel is het einde van het Brandt Corstius-tijdperk door Hugo zelf werd veroorzaakt, toen hij Renate Rubinstein van antisemitisme begon te beschuldigen, wat natuurlijk onzin was. Later heeft Theo van Gogh, die antisemiet op zondag, beweerd dat Hugo ook hem anoniem belde. Dat geloofde ik sowieso niet, maar mooie tijden met mooie brouilles en vetes waren het wel. Kom er nog maar eens om, in deze tijden van smartphones, nummerherkenning en een cloud waarin alles wordt opgeslagen.
Vaak heeft Hugo mij uitgedaagd. Hij beweerde zelfs dat ik niet bestond. Als ik hem op straat tegenkwam, zei hij: “Wanneer schrijf je nou eens terug?”. Ik keek wel uit, want dan zat je er zeker voor tien jaar aan vast.
de Volkskrant, 4 maart 2014
*) Op de crematie vertelde Jaap van Heerden, als man de opvolger bij Renate, dat de anonieme telefoontjes destijds door de PTT zijn onderzocht. De telefoontjes kwamen altijd precies om 12 uur ‘s nachts, en aan de andere kant bleef het dan stil. Jaap van Heerden heeft vaak opgenomen en zei dan: “Hallo Hugo, houd ermee op!”. Maar het bleef stil. Volgens de PTT kwamen de telefoontjes steeds van andere plaatsen, maar waren het wel steeds plaatsen die door HBC werden bezocht.