Ik ging naar de Stopera om de Faust te zien. De Faust van Gounod. Ik had mooie plaatsen, op de derde rij van het eerste balcon, precies in het midden. Mooier kan bijna niet.
Het licht doofde reeds toen een oude dame binnenkwam met haar gevolg. Op de eerste rij gingen de mensen staan en in het half duister schuifelde zij voorbij. De mensen mompelden. Precies voor mij ging ze zitten. Ik herkende haar aan haar kapsel: de koningin-moeder. Het is natuurlijk prijzenswaard dat zij zonder procedurele poespas was gekomen, als een gewone bezoeker, maar vanaf dat moment was mijn kijken en mijn genieten voorgoed veranderd.
Over haar hoofd, precies in een rechte lijn, keek ik naar het toneel. Ik zag wat zij zag. Ik probeer te voelen was zij voelde. Bij alles wat er op het toneel gebeurde, vroeg ik mij af hoe zij het zou beleven, wat zij ervan dacht. Of ze het mooi vond, of ze het afkeurde? Bij tijd en wijle vervloekte ik haar, want ongewild was ik iemand uit haar gevolg geworden. Maar er was niets tegen te doen. Ik moest erop toezien dat zij het naar haar zin had. Ik was een lakei geworden van haar gedachten.
De Faust van Gounod is, de ouverture meegerekend, een opera in vijf bedrijven. Deze Faust, zo staat in het programmaboekje, is levensmoe. Hij loopt tegen grenzen aan van zijn kennis. Hij wil alles doorgronden, maar dat lukt hem niet en daarom wil hij dood. Okay, kan gebeuren. Gelukkig is daar de duivel in de gedaante van Méphistophélès, die alle wensen van Faust wil vervullen – uiteraard in ruil voor diens ziel. Zo wenst Faust de beeldschone Marguerite, die hij krijgt, bezwangert, en vervolgens in de steek laat. Uit wanhoop vermoordt Marguerite haar baby en wordt daarvoor zelf ter dood veroordeeld. Gelukkig wordt haar ziel door Jezus persoonlijk gered. Er zijn nog complicaties met de broer van Marguerite, maar dit is in het kort het verhaal – althans wat ik ervan maak.
De voorstelling van regisseur Àlex Ollé is pompeus en gaat voortdurend over de top. De muziek van Gounod is overweldigend genoeg, waardoor een zekere bescheidenheid in de handeling niet had misstaan. In plaats daarvan heeft de regisseur er nog een schepje bovenop gedaan. De opera bevat de beroemde spiegelaria, die de Kuifje-kenner herkent als het pronkstuk waarmee de wereldberoemde zangeres Bianca Castafiore glazen breekt, maar bij Ollé is dit nog maar het begin. In feite speelt deze Faust zich voornamelijk af in het bordeel en ik moest denken aan wijlen Martin van Amerongen, die eens wanhopig de handen ten hemel hief onder de uitroep: “De naakte mens is nu ook de opera binnengetreden!”.
Weliswaar waren met name de zangeressen deze keer niet écht naakt, maar zij hadden wel van die naaktpakken aan, waarin zij met enorme billen en joekels van tieten rondparardeerden. Ik was mij juist weer aan het afvragen wat de koningin-moeder van de voorstelling vond, toen ik meeturend in haar blikveld er getuige van was dat het hele koor, al zingend, op het toneel een potje begon te neuken. De dames lagen onder met gespreide benen, hoog opgetrokken, terwijl de mannen – met hun rug naar het publiek – tussen die benen aan het pompen waren. Deze décadence zag de koningin-moeder dus ook en ik moest de neiging onderdrukken mij naar voren te buigen en haar te redden door even mijn hand voor haar ogen te houden.
Maar dat deed ik niet. Wel probeerde ik de uitdrukking op haar gelaat waar te nemen, maar te midden van het theatrale geweld kwam ik niet verder dan een glimp, waarin ik een onbewogen welwillendheid meende te herkennen. Ik was blij dat al het gewip een einde nam en wij ons weer konden concentreren op Faust, die wel fantastisch stond te zingen, maar die als tragische figuur nog geen deuk in een pakje boter wist te schieten. Ik heb in boeken, theaters en films al heel wat Fausten aan mij voorbij zien trekken, maar de Faust van Ollé is wel de grootste slapjanus die ik ooit heb mogen aanschouwen.
En toen was het afgelopen. Het duurde even voordat ook de koningin-moeder ging staan om te klappen. Toen schuifelde zij met de anderen naar de uitgang. Men week terug om haar voor te laten gaan. Had zij genoten van dit avondje cultuur? Op het gezicht van Beatrix stond nog altijd die raadselachtige blik welwillendheid.
de Volkskrant, 21 mei 2014, zie ook voor reacties.