Nu de afbladdering van mijn gestorven collega ook de kolommen van zijn eigen krant heeft bereikt, voel ik mij gedwongen enkele woorden ten gunste van Martin Bril te schrijven.
Zijn meeste vrienden spreken van een gemeenschappelijke jeugd, maar ik heb Bril pas leren kennen in 2002, toen hij was gediagnosticeerd met een ziekte waarvan hij wist dat hij die op den duur niet zou overleven. Wij mailden praktisch elke dag en omdat wij dichtbij elkaar woonden, kwamen wij met grote regelmaat bij elkaar over de vloer. Wij gingen samen uit vissen, hoewel wij vrijwel nooit iets vingen – maar dat deed er niet toe. Toen hij stierf, lag er in Ierland een boot die wij samen zouden bevaren – een krankzinnig plan natuurlijk, met die breekbare nek van hem.
Sinds 2002 schreef Bril letterlijk alsof de dood hem op de hielen zat. Anders dan wat gedacht wordt, schreef hij juist niet om het geld. Hij schreef om gelezen, gezien en gehoord te worden, hij schreef om te laten weten dat hij nog bestond. Dat hij zich voor dat schrijven zo goed mogelijk liet betalen, lijkt mij zijn goed recht. Hij zou een gezin met twee studerende kinderen nalaten. Overigens verdiende hij, volgens oud-hoofdredacteur Pieter Broertjes, 80.000 euro bij de krant. Als je bedenkt dat hij daarvoor zes stukjes in de week schreef, als je weet wat hij voor de lezers van de krant betekende, dan is dat geen bedrag om van achterover te vallen. Matig betaald, zeker vergeleken bij het salaris van de hoofdredacteur zelf.
Bril zou een sjoemelaar en sjacheraar zijn geweest. Ik ken de contracten niet, maar ik vraag het me af. Hij zou voor zijn theateroptredens wel eens een pak hebben geritseld. Pfff…wie blijft zitten bij de aftiteling van Nederlandse speelfilms, ziet dat er altijd kledingbedrijven worden bedankt. Acteurs kunnen die pakken na de opnamen met korting kopen.
En dan die Volvo. Nogmaals ik ken de afspraken niet, maar als hij inderdaad een nieuwe Volvo heeft gekregen, dan is het wel gek dat ik hem nooit in die auto heb zien rijden.
Volgens mij gaat het niet om één, maar om drie Volvo’s. De eerste was die gele Volvo 850T5R, zijn eigen roestige rammelbak uit 1994. In de media deed hij er altijd stoer over, alsof het een sportwagen betrof, maar in werkelijkheid was het een luidruchtig bakbeest, dat er vanbinnen uitzag als een stoffige asbak. Dat Martin zijn auto literair oppimpte tot een racemonster, komt misschien niet overeen met de integriteit van de journalist, maar wel met de integriteit van de schrijver die van niets altijd weer een verhaal moet maken.
En dan was er de Volvo XC70, die Bril gebruikte voor het Volkskrantspotje – zie YouTube. Dat hij daar een vergoeding voor heeft gekregen, lijkt mij normaal. Hij trad daarin op als acteur, ook al speelde hij zichzelf. Wanneer er een deal is gesloten, kan ik mij niet voorstellen dat die buiten de Volkskrant om is gegaan. In elk geval heb ik Bril privé nooit in zo’n Volvo zien rondrijden. Wel ging hij een keer met zijn gezin naar Frankrijk in een XC90, zo’n hoge familiewagen, met achterin tv-schermpjes tegen de verveling. Hij vond het een truttige bak en heeft er niet lang in gereden. Waarschijnlijk heeft hij een paaltje geramd en heeft Volvo hem de auto na reparatie niet meer teruggegeven. De rest is volgens mij indiscrete opschepperij van een Volvobaas, die trots is op zijn gezellige kout met de BN’er Bril.
Dat rijden van Bril stelde op het laatst niet veel meer voor. Hij droeg een kraag, die moest voorkomen dat hij zijn nek zou breken als hij plotseling moest remmen. Drie dagen voor zijn dood belde hij op vanuit het Anthony Leeuwenhoekziekenhuis. Hij wilde twee dingen: slagroomgebakjes van een bepaalde banketbakker en een stukje in mijn auto rijden. Een Jaguar uit 2007, dat was pas een auto!
De slagroomgebakjes had hij in twee happen op. Zijn urinezak werd losgekoppeld en daarna reed ik hem in zijn rolstoel naar de garage in de kelder van het ziekenhuis. Ik heb hem op de bijrijdersstoel gehesen. Toen hij languit lag en nog net uit het raam kon kijken, hebben wij een twee rondjes om het ziekenhuis gemaakt, alsof wij op een rotonde zaten. Zeker is dat op de dag van Martins dood er in zijn straat geen gloednieuwe Volvo stond, maar alleen die oude gele rammelbak.
de Volkskrant, 30 april 2014.