De Groenteoorlog en de slag om Broccoli

Invallen

Aangezien wij onze opgroeiende zoon enige culturele bagage willen geven, proberen wij hem af en toe mee te nemen naar museum, theater of  concert. Aan hem verkopen wij dat als iets waarvan hij later veel plezier zal hebben, maar ik heb niet de indruk dat hij dit een overtuigend argument vindt.

Broccoli

Voor hem verhoudt zich cultuur tot plezier, zoals lezen zich verhoudt tot gamen. Of zoals een bakje yoghurt met muesli zich verhoudt tot een hamburger bij McDonalds. In alle gevallen kiest hij voor het laatste. Soms geef ik hem gelijk, maar dat zal ik natuurlijk nooit aan zijn moeder laten blijken.

Omdat je niet meteen moet beginnen bij de vlakken van Rothko – “kan ik ook” – of bij de vogelgeluiden van Messiaen – “wanneer gaan we naar huis? – zaten wij onlangs in de Kleine Komedie bij een voorstelling van Erik van Muiswinkel.

Voor mij was het lang geleden dat ik naar een cabaretvoorstelling was geweest. Ik ben erg voor humor, maar tegenwoordig huldig ik de opvatting dat de beste humor spontaan en vrij zal zijn. De cabaretier is meer een jager met jagershoedje op en geweer in de hand, die er meteen op los begint te knallen als hij een grap ziet over vliegen. Wat humor betreft ben ik tegen de jacht.

Muiswinkel

Enfin, Erik van Muiswinkel was erg leuk. Hij is politiek volkomen correct, maar tevens bijzonder grappig – een zeldzame combinatie. Vaak zijn politiek correcte grappen flauw en worden politiek incorrecte grappen, bij gebrek aan beter, gemaakt door cabaretiers zonder talent, maar bij Erik van Muiswinkel speelt dat allemaal niet. Hij kan bovendien meesterlijk imiteren en schaamt zich daar niet voor, een houding die ik waardeer.

Een verhaallijn die mij vooral aansprak, ging over wat door Van Muiswinkel “de Slag om Broccoli” werd genoemd. De slag vindt plaats in het kader van “de Groenteoorlog”. Iedere ouder begrijpt onmiddellijk waar dit op slaat. Het slaat op de onwil van kinderen – van groot tot klein – om groeten en fruit te eten. Van Muiswinkel gaf  daar een paar treffende voorbeelden van, die helemaal een illustratie zijn van een onderzoek, dat onlangs aan de universiteit van Chicago werd gehouden door M. Maimaran en A. Fischbach. Toevallig las ik daarover op een site, die opvoedproblemen behandelt.

Volgens de onderzoeker hebben kinderen vanaf drie jaar al geen zin meer in voedsel, zodra hun ouders erbij vertellen dat het “zo goed en zo gezond” voor ze is. Daaruit blijkt dat reeds de kleuter met ergernis kennis neemt van het voor-je- eigen-bestwil-argument en dat hij – jongens wat meer dan meisjes – als reactie daarop in staat is tot obstinaat gedrag. Ik vind het indrukwekkend dat een kind van drie al kan denken: “Ja zeg, mijn ouders lullen maar wat”. Dat opstand tegen het ouderlijk gezag diep zit, was mij niet ontgaan, maar dat het al zo vroeg begint, dat is toch wel een verrassing.

Gezond wordt geassocieerd met niet-lekker. De onderzoekers raden aan kinderen de gezondheidsmantra niet meer op te dringen. Weg met die “gezonde” appel of banaan. Zodra kind te horen krijgt dat het gezond is, gaan bij hem alle bellen rinkelen en heeft het geen zin meer in die kutappel of die kutbanaan. Beperk je als ouder tot de aanbeveling dat fruit “lekker” is. Daarna rest slechts de hoop dat hij het ook opeet. En reken er niet op dat de wijsheid met de jaren komt, want een flesje waarop New Health Drink stond, bleek bij elfjarigen duidelijk minder populair dan het flesje New Drink.

Ongetwijfeld klinkt dit obstinatie-principe door in alle geledingen en op alle gebieden van onze samenleving. Ik vermoed dat het hele klimaatdebat ervan vergeven is en het kan ook geen toeval zijn dat er hier zo weinig voortgang wordt geboekt. Hoe meer onheilsprofeten ons voor houden dat het voor ons eigen zielenheil – en voor het zielenheil van onze kinderen – absoluut nodig is om te zorgen voor gezonde lucht en schoon water, des te groter zal de aandrang zijn om de kont tegen de krib te werpen. Wij kunnen niet naar een windmolen kijken of wij vinden dat ding al lelijk en landschap verpestend. Wie iets in het klimaatdebat wil bereiken, moet die windmolens daarom consequent “mooi” noemen. Ga er maar aan staan.

Toch is er op deelterreinen nog hoop. Op de website van de Universiteit van Wageningen staat dat de oliebol “minder ongezond” is dan een bruine boterham met magere kaas.

de Volkskrant, 17 december 2014