Maar meneer…

Maar meneer

Reageren kan hier. Tevens voor aanvragen lezingen en optredens. Hieronder reacties op mijn Van Oldenbarnevelt-lezing, op mijn stuk over de dood van Demjanjuk en over mij recensie: Vinkenoog als gastheer in Parijs.

WFH Kultuurkamer2

Hermans geen lid van de Kultuurkamer?

Beste Max Pam,

W.F. Hermans is ook mijn literaire held, en het trof mij dat je in het Volkskrant artikel over  Van Oldenbarneveldt daarbij opmerkte dat onlangs was onthuld dat hij zich bij de Kultuurkamer had aangesloten. Bij die “onthulling” in de Volkskrant van Zaterdag 17 September 2011 door Van Otterspeer leken mij echter de bewijzen daarvoor flinterdun.
Ik stuurde mijn visie daarop naar de Volkskrant, maar die wilde het niet plaatsen. Vervolgens stuurde ik onderstaand ingezonden stuk naar de NRC, maar die schreef dat ze zich niet wilde mengen in een Volkskrant affaire.

Wat vind jij ervan? Ben ik al te naïf?

“Hoe WFH zijn ziel verkocht aan de duivel?

Wat een opgeblazen hypothese van de heer professor Otterspeer, en dat alleen gebaseerd op  een kaartje van de interne formulierenomloop van de Nederlandse Kultuurkamer. En ook zo typisch Nederlands, meteen maar het slechtste scenario kiezen!

Wat zijn de feiten?

1. Het aanmelden voor de Kultuurkamer, opgericht “najaar 1941”, moest “voor 1 april 1942” gebeuren. En dit speelt in de nazomer van 1942.

2. Het kaartje is NIET ingevuld door Hermans zelf.

3. Het kaartje zegt:

“PFMTBL (de laatste letter L is doorgestreept)  No. 39039

Naam: Hermans W.F. Adres: 1e Helnerstraat 208. Woonplaats: A\’dam.

Formulier 1 verstuurd d.d. 26/8 ’42.

Formulier terugontvangen d.d. 31-8-42.

Registratiedossier gemaakt d.d. 8 sep.1942.

Controle volledigheid dossier (met paraaf).

Formulier 4 verzonden d.d. 20 oct. 1942″.

Wat is er tegen de volgende hypothese?
De Kultuurkamer heeft W.F. Hermans een aanmeldingsformulier toegestuurd nadat zij gehoord of zelf gezien heeft dat hij iets gepubliceerd heeft, want niet-leden mochten niet publiceren!

Hermans stuurt het formulier terug met de mededeling dat hij fysisch geograaf is en zich dus niet hoeft aan te melden. – Dit zou ook goed overeenkomen met W.F. Hermans\’ weigering de studenten loyaliteitsverklaring te tekenen, als ook met zijn \”natuurlijke tegenzin politieke dingen te tekenen” in ‘t algemeen.

Dit antwoord wordt dan ontvangen op 31-8-42.

En – als model van Duitse “Gründlichkeit” – moet de Kultuurkamer dit antwoord ergens “laten”, dus gaat het naar het Registratiedossier, 8 Sept. 1942.

Daar wordt ‘t gecontroleerd,  en tenslotte naar de Ledenregistratie gestuurd, 20 Oct 1942. -N.B. de controle duurde ongeveer anderhalve maand, dus ze hadden er wel enige moeite mee. En die doorgestreepte L zou kunnen betekenen dat het hier geen “echt lid” betrof.

Dit is allemaal best mogelijk toch? Te meer daar er verder helemaal niets over Hermans’ “lidmaatschap” gevonden is, niet zijn aanvraag, niet het ingevulde formulier, niet zijn naam op een ledenlijst, niets!

Of is zo\’n hypothese niet opzienbarend genoeg voor de “moderne professor”?

Agnes Kerssemakers, Amsterdam

Geachte heer Pam,


Graf Sobibor

Een graf voor Demjanjuk

“Nu rest hem het graf, net als die 28.000 Joden, voor wiens dood hij medeverantwoordelijk wordt geacht”. Een fraaie slotzin van Max Pam in zijn artikel over Demjanjuk. Maar wel pijnlijk naast de waarheid. Voor de nazi’s was het vermoorden van de Joden immers niet genoeg, ze moesten vernietigd worden. Zodat er zelfs voor de weinige nabestaanden geen plek was om te rouwen. Lees eens, Max Pam, Cimetiére, ooit prachtig door Jenny Arean gezongen, over die Franse vrouw. Zij benijdt twee vrouwen die bij de begraafplaats uit de bus stappen, een bosje margrieten in hun hand: “Alleen ik voelde plots de tranen komen, om wat ze gingen doen, een graf verzorgen, ineens was daar mijn woede diep verborgen, dat is me door die schoften ook ontnomen”.

Wouter Lucassen

Beste Max (zeg ik maar),

Nederlandse kunstenaars in Parijs

Even naar aanleiding van de, overigens gewaardeerde, recensie in de HP.

Zoals in de verantwoording expliciet vermeld strekt de periode waarover dit boek gaat zich uit over 1946-1970, een hoogtijperiode voor nl-schrijvers en schilders in Parijs.

(De tijd daarna is in zekere zin minder interessant, de periode ervoor is al eens door Adriaan Venema onder de loep genomen.)

Vandaar dus dat uw opmerkingen over WFH, Van dongen, Mondriaan, die dus  niet uitvoerig aan bod komen, mij merkwaardig voorkomen.

À propos Rudy K, die heb ik verschillende malen gesproken. En vanzelfsprekend heb ik (onder veel meer) ook Portnoys boek geraadpleegd.  Betekende haar boek voor jou werkelijk dat daarmee ‘zijn hele verhaal’ al eens was opgetekend? In de uitvoerige reconstructie in Hoogtij ld S. van K’s Parijse leven zijn haar aantekeningen toch vooral toegevoegde (heerlijke!)fragmenten en anekdotes?

Tenslotte Sartre. Natuurlijk, je hebt gelijk dat waarschijnlijk ‘iedereen’ zo langzamerhand wel weet dat-ie in Coupole en Flore zat. (mocht het je boeien: ik weet z’n exacte tafeltje in Le Flore, maar heb daar lezer maar niet mee verveeld) Maar ook, veel info die ik over zijn cafeleven te weten ben gekomen is voor een Nederlandse lezer nieuwe kost. En, Max, zeg nou zelf, als je die twee zo belangrijke etablissementen (voor Nederlanders toen en nu) in historisch perspectief zet en beschrijft, kun je het dan maken om die schele met pijp nergens te noemen? Ik vermoed dat ik ongeveer weet hoe de kritiek dan weer zou luiden!

Hoe dan ook, ik waardeer, nogmaals, je geschonken aandacht aan t boek zeer; en misverstanden zijn er om weg te nemen.

Hartelijks, Diederik Stevens